Deze zomer ben ik twee keer in aanraking gekomen met het fenomeen zelfscholing. Beide voorvallen vonden plaats in Duitsland, waarvan één “live” bij een zelfscholende familie thuis en één enkele dagen geleden op de Duitse tv. Beide voorvallen waren buitengewoon onaangenaam – en tenenkrommend tot het uiterste. Om te beginnen met de tv versie: ik zag een klein stukje van een reportage over “Heimschulung”; over een knulletje van ongeveer 6 jaar oud dat door zijn moeder werd onderwezen. Het hele gezin omvatte vier kinderen en twee ouders. De ouders waren van het uiterst zijige soort en leefden onder het waanidee dat een kind zelf kan, wil en moet bepalen wat het doet, hoe het leert en hoe het zijn dag indeelt. Het idee om ook maar enige dwang uit te oefenen of structuur aan te brengen in het leven van hun kinderen vervulde deze ouders met afschuw. En ook al zagen de ouders voordelen aan het reguliere schoolsysteem voor hun spruit, ze lieten dit ventje toch volledig dicteren hoe de dag verliep. Uiteindelijk werd het gezin onder dreiging van hoge boetes door de onderwijsinspectie gedwongen het kind naar school te sturen. “Het zal zijn leven redden”, denk ik dan.
De overwegingen van deze ouders om hun kinderen zelf te scholen werden wel door ze uitgelegd maar bleven uitermate vaag. Hun verhaal hing aan elkaar van termen als “ontplooiing”, “samen”, “zelf-bestemming” en “vrijheid”. Het idee dat een kind uiteindelijk moet leren om te kunnen functioneren binnen een gemeenschap waarin een hoge mate van werk-specialisatie geldt, kwam niet één keer in ze op. De gevolgen waren al zichtbaar. Het kind in kwestie gedroeg zich asociaal en verwend en de algemene indruk die de ouders gaven was vooral heel erg zielig, ruggengraatloos en misleid. Van één ding kunnen ze straks zeker zijn: Hun kind groeit op als een onmogelijk stuk vreten, dat in een normale sociale structuur nooit zijn draai zal vinden en dat maar met moeite door anderen zal worden geaccepteerd. “Goed gedaan!” denk ik dan. “Je hebt straks een waardeloze volwassene grootgebracht, waar je echt trots op kunt zijn”… maar niet heus. Dat krijg je ervan als je niet snapt dat alle grote mensen uiteindelijk in een sociale context met aanpalende (opgelegde) structuur moeten functioneren. Leer je dat niet, dan kun je slechts als nietsnut parasiteren op de goodwill van anderen. Tenzij je, bij beschikbaarheid van een vacature, koeienmelker wordt in het illustere Kutkachelveen.
Mijn treffen met een real-life gezin dat alle kinderen – 4 stuks – buiten school houdt was niet minder onprettig. Niet omdat het gezin onfijn was. Integendeel; alle leden zijn als persoon zachtaardig en aangenaam. Er was op het eerste gezicht maar één ding mis met ze en dat was het niveau waarop deze mensen in staat waren een gesprek te voeren. Dat gold voor de ouders, maar vooral ook voor de kinderen: elk gesprek waarin ook maar de geringste feitenkennis vereist was, raakte met hen kant noch wal. Om het heel kort en cru te zeggen: zowel de ouders als de kinderen waren volstrekt wereldvreemd en wel in de zuiverste betekenis van het woord. Ik bedoel maar. Een volwassen vrouw die niet weet dat aardgas een broeikasgasprobleem geeft of een kind van 14 dat niet weet wat “California” is, dat is eigenlijk heel erg triest.
De vader wist me te vertellen dat hij altijd bereid zal zijn zijn kinderen werk te geven. Deze man realiseert zich echter niet dat hij er niet altijd en voor eeuwig zal zijn en dat zijn kinderen straks zelfstandig en op eigen kracht door het leven moeten. Dat moeten ze leren door gesocialiseerd te worden en door een vak te leren. “Zelf hun broek ophouden” dus. Ofwel, iedereen die in deze samenleving groot wordt, dient te worden geconfigureerd, bijgeschaafd en gefinetuned voordat hij/zij als volwassen mens serieus genomen wordt. Als je kinderen aan dat proces onttrekt, dan reduceer je hun kansen voor dit leven – op dit continent in ieder geval – tot ongeveer nul.
Ik vroeg de vader nog wel naar de achtergrond van hun onderwijsloze levensstijl. Hij vertelde me dat er in Duitsland erg veel kritiek is op het onderwijs en dat hij daarom had gekozen voor thuisscholing. Op mijn vragen hoe hij dacht het op te nemen tegen het hele onderwijssysteem om er zo voor te zorgen dat zijn kinderen op hun 18e, na “scholing” door hem en zijn vrouw beter scoren op kennis- en vaardigheidstesten dan na een schoolcarrière, had hij geen antwoord. Ik kon zelf wel constateren dat hij en zijn vrouw – geen onverdeelde hoogvliegers – zeker geen betere leraren waren dan de professionals die het reguliere onderwijs biedt. Zijn kinderen zullen uiteindelijk gewoon niets leren en ze zijn daarmee feitelijk verloren, zowel voor zichzelf als voor de gemeenschap.
Een van de kids zelf, ongeveer 16 jaar oud, vertelde me wel dat we allemaal terug moeten naar een betere, simpelere en minder volle (hoe klassiek oorlogs-Duits bijna) wereld. Op mijn vraag hoe die er uit moet zien en hoe dat moet worden geregeld had ze geen ander antwoord dan wat vrijblijvend schouderophalen. Er zat verder geen enkel idee in en ze bleef vooral steken in vage ontevredenheid met de wereld om haar heen. Helaas moest ik haar uit haar droom helpen. Ik heb haar uitgelegd dat de oplossingen voor onze mondiale problemen – en daarvan hebben we er echt heel veel – van hoogopgeleide mensen gaan komen en niet van tamboerijnende hippies rond een kampvuur. Ik geloof dat ik toen een klein vonkje in haar oogjes zag. Wellicht, als ik doel heb getroffen, wordt ze wakker en besluit ze alsnog naar school te gaan. Helaas moet ze bij haar ouders dan nog wel even tegen de stroom inzwemmen.