“Vrouwen zijn moeilijk te vertrouwen. Ze zijn gewiekst en meesteressen in de verheven kunsten der achterkamertjespolitiek.”
Voorgaande is mijn conclusie – in commissie, dat wel – als ik het commentaar verneem op het gemanoeuvreer dat nu plaatsvindt in mijn eigen afdeling door de dames die hier sinds kort de macht lijken te hebben overgenomen. Het is het beeld dat klassiek aan mannen wordt toegedicht. Echter, mijn groep, half man en half vrouw, ervaart onder het mannelijke contingent een sterke afname van loyaliteit naar zowel de afdeling als naar de werkgever en vertoont een verontrustend toenemende neiging tot “Einzelgang”. Dat geeft te denken, vind ik.
Ik hoor een handvol van mijn collega’s en seksegenoten de handdoek in de ring gooien als het gaat om carrièreperspectieven, de inzet voor de afdeling of haar beleid of het uitdragen van een consistente professionaliteit naar de buitenwereld. Kort gezegd: de mannen om mij heen – het merendeel althans – hebben het wel gehad met die afdeling van ons en is daarin in meer of mindere mate expressief. Ikzelf heb nergens last van, overigens, anders dan een cultureel dispuut dat ik regelmatig voel opborrelen, maar dat is van een geheel andere orde.… Ondertussen erken ik dat ik niet verbaasd ben over het oncomfortabele gevoel dat er klaarblijkelijk heerst. Ik ben niet religieus, dus laat me niets gelegen liggen aan het gerucht dat gods verrader in het paradijs een slang was van het vrouwelijke geslacht. Het heeft niets met geloof te maken. In beginsel ben ik niet verbaasd omdat ik uit eigen ervaring weet, dat zodra een vrouw ook strijder wordt, zij wat fanatisme en geweldspotentieel een paar tandjes heftiger is dan alle mannen die ik ooit in een dergelijke situatie heb meegemaakt. En ik ben niet de enige. Dit inzicht is welhaast gemeengoed bij iedereen die actief is in een sociaalwetenschappelijke tak van sport en/of zich heeft bezig gehouden met de “vrouwen-strijders” in bijvoorbeeld radicaal-politieke bewegingen.
Maar er is nog een reden. Het algemene inzicht dat vrouwen socialer zouden zijn dan mannen is eindelijk met de grond gelijk gemaakt, en wel door onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam in samenwerking met wetenschappers van de universiteiten van Singapore en Washington. Ik moet even citeren uit De Pers:
“Er zijn experimenten gedaan met zogenoemde sociale dilemma’s, waarbij proefpersonen moeten kiezen tussen een persoonlijk en een collectief belang. In het eerste geval word je daar zelf beter van, in het tweede schiet de groep als geheel er iets mee op. Kiezen voor eigenbelang kan, maar als iedereen zo’n egoïstische keuze maakt, komt iedereen er slechter vanaf. In tegenstelling tot wat de clichés voorspellen, vonden de onderzoekers geen verschil tussen hoe vrouwen en mannen in dat soort gevallen reageren. Vrouwen zijn niet socialer dan mannen, mannen niet ‘asocialer’ dan vrouwen. Wel bleken er verschillen op te treden afhankelijk van de groepssamenstelling. Mannen zijn onder elkaar coöperatiever dan vrouwen onder elkaar. En vrouwen zijn op hun beurt weer coöperatiever dan mannen wanneer de groep gemengd is.”
Een redelijk onschuldig verhaal, dat hierboven staat, zou je zomaar kunnen denken. Maar de stelling bevat een verscholen addertje – vooral in de laatste zin. Iets wat ik al jaren weet – namelijk dat mannen qua communicatie en coöperatie beter, rechtlijniger en effectiever zijn dan vrouwen – wordt onderschreven door de verklaring die VU-onderzoeker Daniel Balliet geeft voor de verschillen die in de onderzoeken worden gevonden:
“De verklaring ligt in ons beestachtige verleden: Als je kijkt naar de evolutie van de mens, is het voor mannen altijd succesvoller geweest om in het belang van de groep te handelen. Tijdens de jacht of in oorlog werkt het beter als mannen samenwerken dan als ze hun eigen hachje proberen te redden. Bij vrouwen lag dat anders: die bevonden zich vaak in groepen rondom één polygame man: dan is het belangrijker om jezelf te laten gelden dan om samen te werken.”
In dat zelfde beestachtige verleden zal dan ook wel een inherente mannelijke angst voor vrouwen liggen, denk ik dan. Dat zal wel met de toegang tot een bepaalde fysieke context te maken hebben, om het maar eens diplomatiek te zeggen. De boodschap die hierboven staat uitgemeten aanschouw ik desondanks regelmatig, zij het meestal in een gereconstrueerd achterafje: vrouwen laten zichzelf gelden en richten zich daarbij op hun eigen belang en niet op dat van de groep. Bovendien blijkt de definitie van “groep” in het damesbrein niet altijd hetzelfde te zijn als die in dat hoofd van mij of mijn geslachtsgenoten. Afgemeten naar de zelfvervulling die ik dames zie nastreven, moet ik constateren dat de doelgroep voor de gemengde samenwerking – waarin zij dan wel goed zouden moeten zijn – regelmatig een andere lijkt te zijn dan die waarin ik mij bevind. Het geleuter van Balliet dat zij het beste met de groep voor zouden hebben – op momenten dat ze er überhaupt met ons mannen over praten trouwens – is wat mij betreft als mooipraterij weg te zetten.
Fijn. Weer wat geleerd.…