Op maandag 14 oktober 2013 zond de VPRO de documentaire De Techmens uit. Dit was op zich een heel aardig programma, zij het niet heel erg spectaculair. Voor mij bevatte het weinig nieuws omdat ik ondertussen wel weet welke kant we met onze gadgets op gaan en hoe die dingen zich steeds meer gaan verweven met ons dagelijks leven. De strekking van het verhaal is betrekkelijk eenvoudig: steeds meer tech zal een integraal onderdeel van ons leven worden, daarna van onszelf en op een gegeven moment slaat er een verhouding om. Vanaf dat punt gaan wij onderdeel gaan uitmaken van de tech in plaats van andersom.
Deze beweging is echt, massief, alles doordringend en vooral niet te stoppen. Een ieder die de ver voortschrijdende vertechnologisering van ons leven niet wil meemaken moet op een onbewoond eiland gaan zitten of zijn kop in het zand steken. Zo simpel is het. Aan de mensen die alsnog denken dat het tij wel te keren valt, adviseer ik om zo snel mogelijk hun biezen te pakken, want ze gaan van een koude kermis thuis komen. De ontwikkeling gaat nu eenmaal vooruit en niet achteruit.
Ik maak een extra aantekening betreffende één item uit de documentaire dat naar ik ondertussen heb begrepen wel veel mensen geschokkeerd heeft.” In “De Techmens” komen twee mannen aan het woord die zonder al te veel weerstand de tech die hen omgeeft omarmen. En terecht, als je het mij vraagt. De een is Ben Hammersley, hoofdredacteur van Wired UK en de ander is” Nick Bostrom, filosoof en wiskundige en oprichter van The Future of Humanity Institute aan Oxford University. Ze maken beiden een opmerking die aardig goed omschrijft wat de zorg van veel mensen om mij heen is. En dat is dat de mens vaardigheden zou verliezen die op de een of andere manier essentieel zouden zijn; die dichter bij onze natuur zitten dan de Tech-vaardigheden en daarom beter zouden zijn. Het voorbeeld dat zij beiden noemen is het onthouden van telefoonnummers. De stelling luidt: sinds de diffusie van de zaktelefoon is het niet meer nodig om telefoonnummers te onthouden. Daarvoor in de plaats is wel de vrijwel onbeperkte communicatie- en informatietoegang gekomen die de meeste smartphones bieden. Zowel Hammersly als Bostrom lachen om de zorgen die dat fenomeen veel ” mensen lijkt te geven. Waarom zou je telefoonnummers willen onthouden? Omdat dat beter voor je is?
Die gedachte is leuk, maar het blijft onzin. Je wordt of blijft niet beter als je het geheugen oefent door telefoonnummers te onthouden. Je krijgt er hooguit een beter geheugen voor telefoonnummers van. De mensen die zich zorgen maken over de “aftakeling” van het menselijke brein – onder invloed van de toenemende tech-hulpmiddelen in ons bestaan – zijn de Luddieten van deze generatie. Dat is niet omdat ze dat willen, maar vooral omdat ze niet goed geïnformeerd zijn over hoe het brein werkt en er maar een slag naar slaan. Ondertussen graviteert de moderne Techmens met zijn hersenen gewoon naar de vaardigheden die hij wel moet hebben, zoals een versterkte hand-oog coördinatie bij het spelen van games of het wijs worden uit een alsmaar groeiend informatieaanbod. Wat dat laatste betreft denk ik overigens dat we nog lang niet ook maar in de buurt van de grens van ons kunnen zijn.
In verband met onze aftakeling kwam ik al eerder deze maand nog wel wat leuks tegen in de pers. Dat was een geinig inzicht dat geheel ingaat tegen wat het klootjesvolk daarover denkt:
“Je IQ verbetert niet door hersengymnastiek, melden ook de wetenschappers in het Journal of the American Medical Association, maar je doet er vooral je geheugen een plezier mee. Dankzij regelmatig oefenen kun je opgeslagen informatie sneller toepassen.”
Voor de liefhebber leidt de bovenstaande link naar het on-line artikel” en heb ik een PDF-versie gedownload van “Long-term Effects of Cognitive Training on Everyday Functional Outcomes in Older Adults”. Voor de korte bocht volstaat de opmerking dat we niet veel beter worden van die breintraining-spelletjes. Andersom werkt het volgens mij ook zo. Ik kan geen telefoonnummer meer onthouden omdat ik dat niet meer hoef te doen en mijn tijd dus ergens anders voor kan en wil gebruiken. Maar als het echt moet dan zit er zo weer een lijst van 50 nummers in mijn bolletje, net als vroeger. Dat vermogen heb ik en dat blijf ik hebben. Of ik het nu gebruik of niet. Volgens diezelfde rationale werkt ook het fenomeen lopen. De meeste mensen kunnen dat nog steeds, ondanks hun beschikking over een fiets of een auto.
Ik moet altijd een beetje lachen om de angst die rond nieuwigheden hangt. Die bestaat al heel lang, want Plato beklaagde zich al over het volgens hem onafwendbare gevaar dat de jeugd straks niet meer kan lezen.” En dat was bijna 2‑en-een-half-DUIZEND jaar geleden. Voor zover ik weet kunnen er nu relatief meer mensen lezen dan toen. Plato is dan nog een hele grote. Maar ook de doorsnee mens laat zich aardig kennen als hij of zij de bange opmerkingenspuit openzet. Als ik mijn gegniffel hierover wel eens noem aan iemand, dan is de vraag aan mij vrijwel direct “of ik dan beter ben dan zij”. Mijn antwoord is daarop overigens altijd “ja”, met de aantekening dat ik dat zelf helemaal geen probleem vind. Ik ben er zelfs wel blij mee. Mijn gebrek aan ouwewijvenangst en soortspecifiek chauvinisme” geeft me een enorme vrijheid van denken en ik hoef mijn tijd tenminste niet te verdoen met futiel en irrationeel verzet tegen de vooruitgang. Zo is het maar net. Ik mag me daarom graag beter en beter geïnformeerd voelen dan mijn in de regel conservatieve en angstige discussie-opponenten.