In de krant lees in een verontrustend bericht. In de Chinese provincie Huan, waar het meeste van het door ons gebruikte confectievuurwerk wordt gemaakt, heeft zich een explosie voorgedaan in een vuurwerkfabriek. Daarbij zijn 12 doden gevallen en minstens 33 mensen gewond geraakt. Het bericht geeft niet aan hoeveel kinderen daar bij zaten, maar als ik af moet gaan op de belabberde ARBO-baanstatistieken van deze Chinese bedrijven dan vrees ik het ergste. We lezen tenslotte elk jaar wel een paar keer dat er ergens iets de lucht in is gegaan en dat daarbij slachtoffers te betreuren zijn.
Toch is dat gek. We hebben allemaal een hele grote bek als het gaat om de herkomst van onze kleding. Dat is ook goed. We worden ons bewuster van het feit dat veel van wat wij dragen – mits gekocht bij een juiste foute winkel – wordt gemaakt in sweatshops, waarin door kansloze en schaamteloos uitgebuite werknemers lange uren gedraaid worden. Hun werkplekken zijn onveilig, dat weten we ook. Maar hoe zit het eigenlijk met dat vuurwerk? Kan ik het nog wel verkopen aan mijzelf dat mijn kinderen elk jaar weer met vuurwerk rondlopen dat door hun afgeknepen leeftijdsgenootjes in China wordt gefabriceerd onder erbarmelijke omstandigheden; kinderen die daarbij regelmatig het leven laten?
Het is op zijn minst eigenaardig om me wel op te winden over de herkomst van mijn kleding en zelfs te eisen van mijn leveranciers dat alles op een koosjere manier gemaakt wordt – op straffe van “ik haal het wel ergens anders”. Maar waarom doe ik dat niet als het om zoiets nutteloos als vuurwerk gaat, een product dat werkelijk helemaal niets aan mijn levenscomfort toevoegt?
Als je op Internet een beetje goedgeplaatste” zoekopdracht geeft naar de fabricage van vuurwerk, dan schrik je je werkelijk rot. Dat spul wordt met de hand in elkaar geprutst” in kleine stoffige werkplaatsjes, waarbij veiligheid helemaal geen issue lijkt te zijn. En omdat China zo veel mensen heeft en arbeid dus goedkoop is, wordt dat proces van vuurwerk-maken niet gemechaniseerd. Al die vuurwerkbakkers staan in het half-donker te werken in een kruitwolk waar je u tegen zegt. En dan moeten ze de explosieven” nog in kleine kokertjes stoppen ook, waarbij ze met de hand moeten aanvoelen hoe strak ze dat spul kunnen aanstampen. Dat gaat dus wel eens mis. En als dat mis gaat, dan sterven er (regelmatig) mensen.
Ik heb een sterke neiging om dit jaar elk vuurwerk in huis te verbieden. Het probleem daarbij is dat het” publieke selectieve bewustzijn, dat de malversaties rond de vuurwerkproductie vooralsnog succesvol kan negeren, nog te sterk is. Niemand schijnt zich er echt druk over te maken, want ik heb het nog niet gezien als topic in de campagnes. Daar gaat het namelijk vooral over de ogen en de handen die door onze jeugd op het spel worden gezet en het gaat niet over het leven, dat de Chinese mannen, vrouwen en kinderen die dat vuurwerk maken, in de waagschaal stellen. “Daar klopt toch iets niet”, denk ik dan.
Een probleem van een andere orde is het gevoel van rechtmatige verworvenheid dat mijn kinderen in ieder geval hebben als het om vuurwerk gaat. Het verlies van privileges in die richting wordt als iets verschrikkelijks gezien. En het domme gesukkel van de overheden die maar geen punt achter het publieke vuurwerkspektakel kunnen zetten – dat zo veel overlast veroorzaakt en waar bijna iedereen vanaf wil behalve de kennelijk zeer sterke vuurwerklobby en de verstokte gebruikers – helpt dus ook niet.
We gaan het zien of ik mijn zin krijg. Ik vrees het ergste, helaas. Maar ik ga door met het elk jaar een beetje meer afbreken van dat goede vuurwerkgevoel, totdat ook mijn kids er helemaal geen zin meer in hebben. Ik hoop dat voor elkaar te hebben” voordat ze 18 jaar oud zijn en alleen” naar de vuurwerkwinkel mogen.