De laatste keer dat ik mijn 90 jarige Duitse schoonvader sprak, zo ongeveer een half jaar geleden, moest ik hem toch bekennen dat ik niet geheel ongecharmeerd was van de nazi-beeldretoriek. Ik deed er wat verontschuldigend over, want de man tegenover mij heeft een rijke carrière als Gestapogevangene, oostelijke frontsoldaat, krijgsgevangene en anti-fascistisch spreker achter de rug. Hij keek me aan en knikte. “Ich verstehe, Carlito… en ik ben me daarnaast ook zeer bewust van je sterk antifascistische inslag…” (maar dan in het Duits). Ofwel, mijn gevoeligheid voor het bombastisch-realisme van Hitler en zijn kornuiten maakte mij in zijn ogen nog steeds geen fascist. En zo is het.
De anekdote komt bij me op na lezing van een artikel in de krant van vandaag over “de muur van Mussert”, een bouwsel dat is overgebleven uit de tweede wereldoorlog en dat ligt bij het plaatsje Lunteren. Die muur is in rap tempo aan het vervallen en stort, als er niets aan gebeurt, op een gegeven moment vanzelf in bonken. Er gaan nu stemmen op om dat symbool van De Nederlandse Vergissing ’36-’45 te restaureren, zodat ook ons oorlogsvrije nageslacht ervan kan leren dat nationaalsocialisme iets is dat in het allervroegste stadium moet worden vermeden. Anderen denken daar precies het tegenovergestelde van: “Laat maar in elkaar zakken dat onding, iets beters heeft het niet verdiend…” Ik heb er vooralsnog niet hard genoeg over nagedacht om er iets van te vinden, dus ik onthoud mij voor de verandering eens van commentaar over deze issue.
Eigenlijk moet ik zeggen “relevant commentaar”, want ik heb natuurlijk wel een mening, al gaat die niet over het wel of niet restaureren van een nationaalsocialistisch symbool, maar over de kracht van het beeld zelf. Ik bedoel hier letterlijk “beeld”, ofwel dat wat je echt ziet; en dat vind ik dan toch – ik heb het hierboven al gezegd – soms best wel indrukwekkend. Ik ben wel eens van mijzelf geschrokken in dat verband, want ik ben kennelijk niet ongevoelig voor de nationaalsocialistische “visuals”. Dat is voor een links-radikalinski best even slikken. Totdat ik er achter kwam dat deze gevoeligheid geldt voor alle beeldretoriek waarvan monolithische politieke bewegingen gebruik plachten (of plegen) te maken. Ik heb dat dus niet alleen met (het beeld van) een swastika (hakenkruis), een “Reichsparteitagsgelände” in Neurenberg of met de bijl in de roedebundel – de fasces – maar ook met de socialistische ster, hamer en sikkel, het proletarisch-realisme van de Sovjet-kunst of de magie van de oude Egyptische voorstellingen. Kortom, ik beleef de retoriek precies zoals deze bedoeld is en ik kan me niet anders voorstellen dan dat iedereen dat stiekem heeft. Wat ervoor nodig is om zoiets toe te geven, is de capaciteit om langs je eigen politiek-correcte en sociaal- of zelfopgelegde visuele voorkeuren te kunnen kijken; iets wat me kennelijk lukt.
Opvallend aan dat ding van Mussert is de typisch Nederlandse sulligheid in schaal. De muur en het aanpalende terrein zijn klein en onbetekenend vergeleken met hun buitenlandse evenknieën; vooral die in Duitsland en Italië. De indruk die deze muur op mij maakt is navenant timide. Je vraagt je af hoe ze daar partijdagen en parades van enig indrukwekkend formaat hebben kunnen houden. Het lijkt vrijwel niet mogelijk. Dus in die zin zou het ultieme verval van de muur geen echt verlies zijn; al was het alleen maar – ik blijf het onderstrepen – vanwege het beeld. Wat dat aangaat staat deze muur niet zozeer symbool voor alles wat er hier vlak voor en tijdens de tweede wereldoorlog fout was, maar wat mij betreft vooral voor de typisch Nederlandse, afgewaterde en vlakke smaak. Waarom mag ik dit soort dingen zeggen? Omdat ik mijn wortels in het land van Mussolini heb.