Op een warme dag in het begin van augustus vind ik voor het eerst weer de tijd en de spunk om eens iets op te schrijven. Tot nu toe waren de dagen te vol en te inspannend, ondanks het feit dat ik hier met dame en nageslacht in het Italiaanse hoogland rondhang. De aanleiding is het boek dat ik zojuist heb uitgelezen aan de rand van het zwembad, gestationeerd naast het huis van mijn schoonvader, in de bergen rond het meer van Garda; fase twee na anderhalve week familieperikelen in het onherbergzame Friuli-Venezia Giulia.
Zo, en dan weten we ook gelijk wat er zo inspannend is. Ik drink perfecte wijn, werk prachtig eten naar binnen, lummel royaal rond in de schaduw van een vijgenboom – die helaas nog geen rijpe vrucht draagt – en verveel mijn gade uitbundig met mijn onaflatende, door het warme weer en de vele mooie vrouwen geïndiceerde amoureuze ambitie.
Ik begrijp eigenlijk niet dat ik nog aan lezen toekom met al die actie, maar toch, ik ben ook mijn backlog van half uitgelezen boeken aan het wegwerken. Het is een afgeleide van mijn misschien wat eigenaardige leesgewoonte. Ik ben altijd bezig met een aantal boeken tegelijk, omdat ik me dan beter kan concentreren op hun inhoud zonder al te snel verveeld te raken. Dat is vooral erg handig vanwege de aard van het spul dat ik lees: geen fictie maar veel “Sachbücherâ€, zoals de Duitsers dat zo mooi kunnen zeggen.
Vandaag heb ik een punt gedraaid aan het boek “Thinking, Fast and Slow†(TF&S) uit 2011 van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman. Zijn prijs was voor de tak van sport die Economie heet, zijn eigen metier is die van de Psychologie. Ik geloof zelfs dat hij een van de twee enige niet-economen is die deze eer te beurt is gevallen. In zijn boek TF&S slaat hij een brug tussen deze twee ogenschijnlijk totaal verschillende disciplines door de economische mens te spiegelen aan zijn psychologische counterpart. Is de voorgaande zin op de een of andere manier een valide uitspraak? Nadat ik het boek heb gelezen denk ik van wel, maar of dat voor een toevallige voorbijganger ook zo is blijft de vraag.
Kahneman introduceert voor mij een aantal nieuwe kernbegrippen die het denken over het denken veel tastbaarder maken dan het ooit is geweest. Dat is een verdienste, want ik dacht altijd – redelijk ten onrechte zoals nu blijkt – dat ik al aardig op de hoogte was van dat eigenaardige fenomeen in ons dierenrijk. Mijn idee was die van een soort piramide-achtige structuur van de menselijke “geest†(bij gebrek aan een beter woord): we hebben een brein dat erg groot is en dat dus daarom – bovenop en soort basisactiviteit van “voelen†– ook in staat is om een veel complexer en abstracter fenomeen te genereren; het “denkenâ€. Het is een inzicht dat ik heb gepikt van Daniel C. Dennett en vervolgens verminkt heb geïnterneerd. Deze gedachte op zich is met TF&S nog niet gefalsificeerd, maar erg precies is hij – naar mij nu duidelijk is geworden – ook niet.*
Mijn probleem met het verklaren van de menselijke persoonlijkheid en al zijn eigenaardigheden was altijd dat ik nooit grip kreeg op duidelijk paradoxale gedachtegangen of gedrag, dat in weerwil van harde feiten of de blote realiteit toch altijd maar weer de kop op blijft steken; zowel bij de mensen om mij heen als bij mijzelf. Sterker nog: ik denk (nog steeds) dat er geen kunst of literatuur had bestaan als wij niet de mensen waren geweest die we zijn, om maar weer eens een open deur in te trappen. En ook: we zijn een soort die allerminst accuraat kan worden beschreven door middel van een exclusief rationeel model. Dat kunnen die neo-liberale economen dan ook gelijk in hun zak steken. Beter werkt een containermodel, dat bestaat uit een mix van gevoelens en gedachten die elkaar op allerlei manieren in de weg zitten, ondersteunen en uitbalanceren – en die door de verschillende breinonderdelen die we hebben worden opgekookt. En dat dan allemaal tegelijk. Ik begreep daar tot nu toe weinig van op een systematische manier. Het leuke van TF&S is dat ik nu wel die langgezochte grip heb op die menselijke eigenaardigheden. Althans, voor zover mijn beperkte competentie op het gebied van de psychologie dat toelaat.
Ik heb overigens ook steeds beter door hoe het typisch menselijke fenomeen van de flagrante zelfoverschatting doorwerkt in het door mij waargenomen “begrip†van de wereld om mij heen. Als ik daar iets van leer dan is het wel dat ik me in het algemeen wat bescheidener zou kunnen opstellen. Echter, omdat ik menselijk ben is dat op zijn minst gedeeltelijk tegen dovemansoren gezegd. Het is maar dat ik het weet…
Het boek TF&S draait om zes kernbegrippen, die allemaal essentieel zijn voor mijn nieuwgevonden begrip van Homo Sapiens. Ze worden gebracht als twee karakters, twee (dier-)soorten en twee “zelvenâ€, die wij allemaal in ons schijnen te hebben. Het gaat om onze Automatische zelf (Systeem 1) die het snelle denken uitvoert, onze wereld consistent maakt en zorgt voor de fysieke randvoorwaarden die kritiek zijn voor deze taak. Daarnaast is er ons Rationele zelf (Systeem 2), die het trage rationele werk voor zijn rekening neemt en Systeem 1 bewaakt. Dan zijn er de fictieve Econs (een “zelf”) die leven in het land van de theorie met daarnaast de Humans (ook een “zelf”) die in het echte leven staan en in de werkelijk wereld onze handelingen uitvoeren. Tenslotte zijn er de Ervarende zelf, die “leeft†en de Herinnerende zelf, die onze scores bijhoudt en op basis daarvan keuzes maakt. We zijn in die zin dus een mooie, bonte verzameling van persoonlijkheidselementen, gegoten in een kleurrijk jasje. En als klap op de vuurpijl correleert het een en ander ook nog eens netjes met fysieke hersenactiviteiten die meetbaar zijn.
Waarom heb ik de neiging om dit allemaal te geloven, denk ik, terwijl ik dit opschrijf? Waarom ben ik niet net zo wantrouwig als bij die volksziekte die Neuro Linguïstisch Programmeren (NLP) heet? Ik realiseer mij dat dit is omdat Kahneman zijn grote-mensen wetenschap uitvoert op basis van enorme steekproeven, die hij heeft getrokken om voor zijn uitgebreide onderzoek de data-acquisitie te doen. Het gaat daarbij om populaties van vele duizenden mensen die zijn verdeeld over vele landen. En elke academicus weet – of zou moeten weten – dat je daarmee zeer nauwkeurige analyses kunt doen, die het kaliber van de doorsnee opinieonderzoeken met vele magnitudes overschrijden. Kleine populaties geven namelijk sterke verbanden tussen waargenomen variabelen, ook als de verbanden in het echte leven niet bestaan. Een van de waardevolle gegevenheden van het werk van Kahneman is dat het staat als een huis, op echte, precieze methoden en technieken.
De interactie tussen de hierboven genoemde onderdelen van onze persoonlijkheid is wat ons denken vormt en uitmaakt. En als je eenmaal begrijpt hoe dat werkt, dan weet je ook waarom we als “rationele†mens regelmatig dingen kunnen doen die tegen onze belangen ingaan. Gewoon, omdat ze beter aanvoelen. Het betekent echter niet dat dit begrip kan bewerkstelligen dat we beter in staat zijn om irrationaliteit te vermijden. Ook Kahneman zelf zegt – na zijn vele jaren van onderzoek op dit gebied – dat hij zijn ingebakken menselijke werkwijzen niet beter kan tegenwerken dan voorheen, maar dat hij slechts een verhoogd bewustzijn heeft over de vele dingen die er – vliegend op de automatische piloot – fout kunnen gaan. Het klinkt wel logisch. Er zijn nu eenmaal heel veel dingen die op diezelfde piloot wel goed gaan, dus tegenwerken is niet alleen futiel maar ook nog eens onslim. Ons overleven als soort is daarvan de beste getuige.
Hmm, een lekker vakantieboekje was dit. Dat is de conclusie die ik moet trekken terwijl ik had gedacht deze weken niet aan het lezen van literatuur van enig kaliber toe te komen. Op zichzelf is dat al een aangename meevaller. Wat mij rest voor vandaag is om weer achter een mooi glas wijn te gaan zitten, beter dan wat er dan ook in Nederland te koop is en gemaakt door een boer om de hoek – voor een miezerige 1 euro 60 per liter. Un Refosco, per favore?
*) Deze piramide blijkt precies andersom te staan, dus denken doet voelen in plaats van omgekeerd; iets wat wordt uitgelegd in een ander boek…