Ik kom soms aardige boeken tegen en regelmatig worden deze mij ter hand gesteld door mijn dame, die altijd de zoveelstehands winkeltjes afstruint naar meer lekkers. Zoals ook” bij” dit juweeltje “The Jewish Question” uit begin 1940, geschreven door Abram Leon.” Het jaartal van verschijnen staat officieel op 1942, maar echt scherp is dat niet. In 1950 volgde de eerste uit het Franse origineel vertaalde publicatie in het Engels, de versie die ik zelf heb. Leon heeft dat niet meegemaakt. Die stierf in 1944 in de gaskamer van Auschwitz.
De naam zegt veel. Leon was een jood, een marxistische nog wel, die in het Frankrijk van einde van de jaren 1930, in de schaduw van de Nazi bezetting van Europa, zijn these schreef. Dat laatste is een triest feit want ik had, naast de menselijke redenen die voor de hand liggen, graag gezien dat deze meneer de oorlog had overleefd en nog wat” decennia gestaag door had kunnen theoretiseren. Waarom? Omdat ik denk dat Leons” analyse” van de joodse kwestie zeer bruikbaar en helder is. Zelfs voor mij als notoir anti-zionist en anti-racist, die naar mij is gebleken nog (steeds) niet helemaal door had wat “de joodse kwestie” nu helemaal inhield, was het zeer leerzaam om te lezen hoe de joodse” geschiedenis” echt in elkaar zit. Maar omdat Leon de oorlog dus niet heeft overleefd, heeft hij zijn heldere licht helaas nooit over bijvoorbeeld de nieuwe staat Israël kunnen laten schijnen, of over de intifada’s. Of, leuker nog, over de macht van de joodse lobby in de V.S., die zo goed het Midden-Oosten beleid van haar regeringen kan bepalen.
Ik heb een aantal heel belangrijke dingen geleerd. Ik wist al dat het joodse volk geen ras is en iemand” die dat anders ziet – ook een jood – is een racist. Ten tweede: joden zijn niet door de gehele geschiedenis heen vervolgd. Dat kwam pas op gang na de 12e eeuw, toen het feodalisme in West-Europa begon te kenteren ten faveure van de prille staatsvorming en het burgerlijke kapitalisme. Ter illustratie: in Oost-Europa werden de joden nog lang daarna als belangrijke commerciële” liaisons gezien van de grootgrond-bezittende land-gebonden adel. En zij kregen daarbij de nodige” privileges” alsmede een zekere mate van autonomie. Ten derde: het zijn niet de katholieken die iets speciaals met de jodenvervolging in het oude Europa hebben en daarom dus ook niet als de gedoodverfde voorlopers van Hitlers destructieve antisemitisme kunnen worden gezien. Dat was tot nu toe wel mijn beeld. Ik dacht altijd dat de” Europese christenen, uit pissigheid over de executie van Jezus A.D. 33, er een geïnstitutionaliseerde jodenhaat op na hielden die al twee” millennia” stand houdt. Dat perspectief klopt niet. Naast punt twee hierboven was het ook nog eens zo dat de andere “ketterse” leren veel voortvarender werden vervolgd dan de joden. Ten vierde: de joden hebben niets speciaals te zoeken in Jeruzalem of Palestina. Zelfs in de oudheid woonden de meeste joden daar al buiten, in die zogenaamde “diaspora”. Dus de “rechten” die de zionisten over die berg zand willen laten gelden, zijn volledig uit de lucht gegrepen.
Het behoeft nauwelijks betoog; Leon verwerpt op basis van zijn analyse van de joodse geschiedenis resoluut” het” zionisme. En dat is voor een zionist, wat hij vol overtuiging was, geen geringe prestatie. Leon is ook een Marxist, van de Trotskistische soort. Dat stelt hem in de gelegenheid om de jodenvraag internationaal te benaderen (Trotsky) en als een” klassenstrijd” (Marx) te zien. Zijn logische conclusie luidt daarom ook: de joodse strijd is een” klassenstrijd, omdat de joden een klasse zijn. De oplossing van het klassen-probleem is daarom tegelijk de oplossing van de joden-vraag. Ofwel: het joodse heil ligt besloten in de proletarische revolutie!
Even een sterk versimpelde aantekening tussendoor: de joden zijn zeker tot de 12e eeuw de handelaren voor de landbezitters met hun surplus en hun vraag naar luxe. Dat is al het geval in het Romeinse Rijk, waar de joden een speciale positie hadden. In die zin zijn het pre-kapitalisten, economisch sterk verbonden aan de adel en het feodale systeem. Zodra die adel aan belangrijkheid verliest door de opkomst van de niet” adellijke” grondbezitter en de kapitalistische burgers, wordt daarmee direct de positie van de joden bedreigd. De burger-kapitalisten gaan namelijk zelf hun handel drijven en worden daarmee directe opponenten – of concurrenten – van de joden. Antisemitisme is zo door de oogharen bekeken een afgeleide van het ontstaan en de groei van het proletariaat.
Voor iedereen die wel pap van lust van wat hier boven staat (zoals ikzelf, geef ik grif toe), geef ik als teaser het volgende citaat mee, dat een aardige bodem legt in het “jodenvraagstuk” … Any takers?
The Jews of the Diaspora, in the epoch of the barbarian invasions, did not at all constitute a homogeneous social group. On the contrary agriculture, industry commerce were widely prevalent among them. It was the continuous religious persecutions which forced them to entrench themselves increasingly in commerce and usury The Crusades, by reason of the religious fanaticism they engendered, violently accelerated this evolution which transformed the Jews into usurers and ended in their confinement in ghettos. Of course the hatred against the Jews was also fanned by the latter’s economic role. But the historians attribute only a secondary importance to this factor. This condition of Judaism continued up to the French Revolution, which destroyed the barriers that religious oppression had raised against the Jews.
Several important facts challenge the truth of this pattern:
1. The dispersal of the Jews does not at all date from the fall of Jerusalem. Several centuries before this event, the great majority of Jews were already spread over the four corners of the world. It is certain that well before the fall of Jerusalem, more than three-fourths of the Jews no longer lived in Palestine.
For the great masses of Jews dispersed in the Greek empire, and later in the Roman empire, the Jewish kingdom of Palestine was of completely secondary importance. The tie with the “mother country was manifested solely in religious pilgrimages to Jerusalem, which played a role similar to that of Mecca for the Moslems. Shortly before the fall of Jerusalem, King Agrippa said to the Jews: “There is no people upon the habitable earth which have not some portion of you among them.â€
The Diaspora was consequently not at all an accidental thing, a product of acts of violence. [8] The fundamental reason for Jewish emigration must be sought in the geographic conditions of Palestine. “The Jews in Palestine were the possessors of a mountainous country which at a certain time no longer sufficed for assuring its inhabitants as tolerable an existence as that among their neighbors. Such a people is driven to choose between brigand- age and emigration. The Scots, for example, alternately engaged in each of these pursuits. The Jews, after numerous struggles with their neighbors, also took the second road .… Peoples living under such conditions do not go to foreign countries as agriculturists. They go there rather in the role of mercenaries, like the Arcadians of antiquity the Swiss in the Middle Ages, the Albanians in our day; or in the role of merchants, like the Jews, the Scots, and the Armenians. We see here that a similar environment tends to produce similar characteristics among peoples of different races.â€
2. The overwhelming majority of Jews of the Diaspora unquestionably engaged in trade. Palestine itself since very remote times constituted a passageway for merchandise, a bridge between the valleys of the Euphrates and the Nile. “Syria was the inevitable highway of the conquerors .… Trade and ideas followed the same route. It is easy to see that from a very early date these regions were thickly populated, and possessed great cities whose very situation lent itself to commerce.â€
The geographic conditions of Palestine therefore explain both the Jewish emigration and its commercial character On the other hand, among all nations, at the beginning of their development, the traders are foreigners. “The characteristic of a natural economy is that each sphere produces everything consumed by it and consumes everything it produces. There is consequently no pressure to buy goods or services from others .… Because what is produced is consumed in this economy, we find among all these peoples that the first traders are foreigners.â€
Philo enumerates many cities where the Jews were established as traders. He states that they “inhabited countless cities in Europe, in Asia, in Libya, on the mainland and in the islands, along the coasts and in the interior.†The Jews who inhabited the Hellenic islands, as well as the mainland and further to the west, had installed themselves there with commercial objectives. [12] “As well as the Syrians, the Jews were to be found in all the cities, living in small communities; they were sailors, brokers, bankers, whose influence was as essential in the economic life of the time as was the Oriental influence which made itself felt at the same time in the art and the religious thought of the period.â€
It is to their social position that the Jews are beholden for the wide autonomy granted them by the Roman emperors. The Jews, “and they only were allowed to form, so to speak, a community within the community and—while the other nonburgesses were ruled by the authorities of the burgess body—[they were permitted] up to a certain degree to govern themselves.†Caesar advanced the interests of the Jews in Alexandria and in Rome by special favors and privileges, and protected in particular their peculiar worship against the Roman as well as against the Greek local priests.
3. Hatred for the Jews does not date solely from the birth of Christianity. Seneca treated the Jews as a criminal race. Juvenal believed that the Jews existed only to cause evil for other peoples. Quintilian said that the Jews were a curse for other people.