Op 29 juni 1440 versloeg een legertje van Florence bij Anghiari het leger van Filippo Maria Visconti, de hertog van Milaan. Het was tijd geworden dat die beroeps-chagrijnen van vlak onder de Alpen eens een lesje kregen van de feestvierders uit de Toscaanse heuvels; vooral door die hertog van ze eens goed mores te leren. Nu was dit een van de vele slagen die de Italiaanse stadstaatvorsten met elkaar plachten te leveren. In die zin was daar dus weinig spectaculairs aan. Maar deze slag is bewaard gebleven doordat Leonardo da Vinci er een schilderij van gemaakt heeft. Of preciezer gezegd: een fresco.
De fresco van Da Vinci is nooit gevonden, maar we weten van het bestaan van dat ding af omdat het beeld vaak gekopieerd is, en niet door de minste vakbroeders ook. Het plaatje hiernaast laat de wereldberoemde versie van Peter Paul Rubens zien, die hij in 1603 maakte naar een gravure van Lorenzo Zacchia uit 1553, wat weer een kopie van het centrum-stuk van Leonardo’s werk was (dacht ik, als ik de draad ondertussen niet kwijt bent…).
Het origineel van Da Vinci bevindt zich volgens de overlevering – en sujetten als Dan Brown, die een dikke boterham wist te slaan uit de publieke onwetendheid rond het christus verhaal – ergens in het Palazzo Vecchio in Florence. En het ziet er naar uit dat de overlevering inderdaad gelijk heeft. (Dan Brown overigens niet!) De fresco lijkt te zijn gevonden achter een schildering van Giorgio Vasari, die in 1563 opdracht kreeg om de centrale hal van het paleis op te knappen. Hij heeft toen, zo blijkt nu, de fresco van Da Vinci afgedekt met een voorzetmuur en daar zijn eigen werk op gemaakt.
De fresco van Da Vinci zou dus nog intact kunnen zijn, ware het niet dat dit weinig zegt bij deze meester. Hij heeft wel eerder een dergelijk werk technisch volledig verprutst en het resultaat van die zeperd zien we nu nog in Milaan hangen. Het Laatste Avondmaal is namelijk alleen maar te pruimen als je naar de toentertijd gemaakte kopieën kijkt. Helaas is er waarschijnlijk met “De Slag bij Anghiari” hetzelfde aan de hand. Volgens de tam-tam is ook daar door verkeerd techniekgebruik het werk vrijwel volledig ten gronde gegaan.
De beschadigingen van de Da Vinci weerhouden de kenners er niet van om invasief onderzoek te doen achter de Vasari om te kijken of de Da Vinci te redden valt – en ze doen dit met boormachines en micro-camera’s. En wat er zich ontspint is een soort “Sophies Choice”-achtig drama, waarbij misschien een keuze moet worden gemaakt tussen twee kwaden: het verlies van de Vasari of de niet-ontdekking van de Da Vinci. Het is geen gemakkelijke keuze, want wat zouden wij doen als we achter een meesterwerk van Van Gogh ineens een Rembrandt zouden ontdekken?
De laatste vraag weet ik op basis van mijn eigen smaak wel te beantwoorden. Ik zou de Van Gogh lekker laten zitten want die doet mij meer dan Rembrandt. Wat betreft het dilemma in Florence hoeft de overweging echter helemaal niet moeilijk te zijn. Ook daar zou ik de Vasari intact laten en de Da Vinci opgeven, maar mijn smaak heeft daar niet veel mee te maken. We weten namelijk dat de Da Vinci zwaar gehavend is en ik kan me voorstellen dat ook Leonardo zelf het ding de moeite niet eens waard zou vinden. Met andere woorden: ze worden met die beslissing daar in Toscane door de werkelijkheid geholpen: de Vasari is in orde, de Da Vinci is verprutst.
Wat ze gaan doen daar in Florence weet ik niet, maar spannend wordt het wel. Misschien kunnen beide werken gered worden waardoor er alsnog een win win situatie zou ontstaan bij de slag van Anghiari. Dat zou wel iets charmants hebben, vind ik.