De nipt verijdelde aanslag op een passagiersvliegtuig met kerstmis heeft ons allemaal weer eens met de neus op het feit gedrukt dat we in een risicovolle omgeving leven. Ineens maken we ons weer zorgen over onze kwetsbaarheid, een gegeven dat zich niet licht uit onze samenleving laat wegdenken.
Het is toch iets bijzonders, die intrinsieke kwetsbaarheid waar we schijnbaar niets aan kunnen doen. Dat is bijvoorbeeld anders wanneer we uit pure cognitieve dissonantie die 40 sigaretten per dag gewoon blijven doorroken, ondanks onze wetenschap dat het niet goed voor ons is. In dat geval is de blootstelling aan gevaar iets wat we vooral zelf in de hand hebben. We snappen een risico en kunnen dat als kettingroker gerust negeren. Als de kettingroker ook nog eens sociaal is en gezellig buiten gaat staan, dan hoeft er niemand last te hebben van zijn of haar slechte gewoonte.
Cognitieve dissonantie is vrijwel onmisbaar bij risico’s die buiten de eigen invloed liggen. We hebben dat fenomeen van “ontkende kennis” hard nodig om met een gerust hart in een vliegtuig te kunnen blijven stappen. Want wat weten we eigenlijk van dat hele proces waaruit deze super-ingewikkelde machine geboren is? Tussen tekentafel en landingsbaan gebeurt er een heleboel waarvan wij geen enkele weet hebben, maar waarvan we wel aannemen dat het in ieder geval niet zodanig rampzalige fouten bevat, dat het voor ons wel eens slecht zou kunnen aflopen. Wij stappen in dat vliegtuig in de volle overtuiging dat de machine goed is, de piloot niet heeft gedronken en de vluchtleider is uitgeslapen. Ook verwachten we als medepassagier geen bomdragende sukkel die het toch is gelukt om ongedetecteerd langs de beveiligingsdiensten te komen.
Maar we houden onszelf voor de gek. Die meneer uit Nigeria, die dat vliegtuig wilde opblazen, liep toch maar mooi naar binnen met een bom in zijn onderbroek. En wat weten we eigenlijk van de piloot? Is hij wel geestelijk stabiel of is hij misschien suïcidaal en nodigt hij ons stiekem uit op zijn laatste reis aan deze kant van de Styx? Of had hij gisteren misschien een heftig feest met een van de stewardessen en zit hij nu vooral met zijn hoofd in de figuurlijke wolken? En nu we het er toch over hebben: laten we over dat vliegtuig zelf maar niet te veel nadenken. Misschien heeft een van de technici bij de fabriek wel uit pure balorigheid een paar boutjes weggelaten. Of misschien deed hij dat wel omdat hij ruzie had met zijn chef.
Een ander voorbeeld: het is niet waarschijnlijk dat je grote nucleaire schade aanricht als je een vliegtuig bij een kerncentrale naar binnen probeert te vliegen. Die reactoren zijn volgens mij goed ingepakt, in dikke lagen staal en beton.* Waar ik me meer zorgen om maak, is of de brave bouwvakker, die dat beton gestort heeft, niet op een onbewaakt ogenblik in de bekisting heeft staan piesen omdat hij niet naar de latrine-keet wilde lopen. Ik zie al die uitgebeten wapening al voor me, langzaam maar toch heel zeker voor zich uit corroderend, totdat het beton ineens ‘krak’ zegt.
Voor een effectieve aanslag vanuit de lucht zijn de petrochemische installaties in de Rotterdamse haven een beter doelwit dan welke kerncentrale dan ook. De explosie van een gemiddelde LPG silo doet niet veel onder voor een flinke bunker-buster. De tankers die daar zo gezellig door de rivier flaneren zijn ook niet echt vrij van ontploffingsgevaar. En er zitten exemplaren tussen die het hele Rijnmond-gebied in één keer in een rokende puinhoop kunnen veranderen.
We lijken er niet aan te ontkomen. We leven in een omgeving die veel en grote risico’s in zich bergt. We zijn omringd door technologieën die de gevaren inherent ingebakken hebben gekregen. En er lijkt niets te zijn wat we daaraan kunnen doen; anders dan wegwezen en in een hutje op de heide te gaan wonen. Toch zijn er wel degelijk andere opties. We zouden onze samenleving op een geheel andere leest kunnen schoeien, om zo allerlei risico’s zo veel mogelijk te uit te bannen. Op een vliegveld is dat goed te doen, want je kunt body-scanners inzetten tegen sujetten met snode bedoelingen en licht ontvlambare lingerie. En de piloten kunnen in het pijpje blazen. Maar moeten we rond onze havens ook geen luchtafweergeschut plaatsen? En wat te denken van een militaire opzichter op de bouwplaats van een nieuwe raffinaderij of kernreactor? Die kan de betonvlechters om de twee uur verplicht een plasje op de W.C. laten doen.
Kortom: we kunnen als het nodig is toe naar een sterk gemilitariseerde samenleving die in staat is om de meeste risico’s van onze technologie uit te bannen. Maar willen we dat wel? Het is een heel interessante vraag, waarover iemand al eens heel goed heeft nagedacht heeft. Deze man, George Perrow, had mij al eens verrast met zijn boek Normal Accidents: Living With High Risk Technologies (1984), waarin hij het voorbeeld van de in de bekisting plassende bouwvakkers om de een of ander reden aan een Ier toeschrijft. Hij stelt in zijn boek een drietal belangrijke zaken:
Ten eerste zijn technologische systemen inherent risicovol. Dat wil zeggen dat er tijdens ontwerp, bouw en implementatie ervan fouten gemaakt kunnen worden, of er worden eenvoudigweg aannames gedaan die het systeem onder bepaalde omstandigheden kunnen destabiliseren; met alle gevolgen van dien. Ook kunnen er onvoorziene interacties plaatsvinden in systemen omdat ze supercomplex en daardoor onoverzichtelijk zijn. Ten tweede, zegt Perrow, bestaat er altijd een risico van kwaadwilligheid. Dat kun je misschien reduceren door een militaire aanwezigheid rond kwetsbare installaties, maar, vraagt hij zich terecht af, zijn we daar als samenleving klaar voor? Ten derde heb je de categorie ‘gekke ongelukken’; ongelukken door overmacht, natuurgeweld, de handeling van een goddelijk wezen of een heel domme operator bijvoorbeeld. Deze lijst is helaas zonder einde.
De vraag is dus hoe ver we willen gaan om de gevaren om ons heen uit te bannen of te reduceren. As ik de discussies rond het vraagstuk van onze privacy – in relatie tot onze veiligheid voor terrorisme – in de media volg, dan heb ik geen positieve verwachting voor het draagvlak voor het gevreesde big-brother scenario dat dit impliceert. Ik denk niet dat wij overal soldaten willen zien of preventief gefouilleerd willen worden, hoe veilig we ons daardoor ook gaan voelen. Maar wat dan wel?
Ik vermoed dat ik binnenkort een antwoord ga vinden. Tot mijn grote genoegen zag ik dat meneer Perrow de laatste 25 jaar niet heeft stil gezeten. Gelukkig zakt ook zijn Cherokee wel eens door de vering, dus af en toe moet er geld komen voor een nieuwe auto. Dat is weer een goede reden om een boek te schrijven, wat? Kennelijk ook bij de Perrows. (Let op! Hier is afgunst aan het woord. Ik zou dat ook wel willen; zo kunnen schrijven dat ik er een auto mee kan bekostigen.…)
Dat andere boek heet The Next Catastrophe: Reducing Our Vulnerabilities to Natural, Industrial, and Terrorist Disasters (2007). De titel suggereert in ieder geval dat risico-reductie mogelijk is. Perrow beweegt hier volgens de flaptekst in de richting van verkleining van risico door schaalverkleining van installaties. In plaats van geëlaboreerde beschermingsmaatregelen rond risico-installaties te bouwen, moeten we ze fysiek kleiner gaan maken, zodat ze moeilijker te raken zijn en minder schade kunnen aanrichten als ze wel de lucht in gaan. “Kleiner” betekent wel “meer”, omdat bij een gelijkblijvende capaciteitsvraag meer installaties nodig zijn. Tegelijkertijd wordt daarmee een hogere redundantie gerealiseerd dan nu beschikbaar is. Dat laatste treft, want het kleiner maken van cruciale installaties zoals krachtcentrales, is de trend in een met zonne-energie doordrenkte gelokaliseerde “technology-push”. Ik ga het zien. Het boek is onderweg.
Veiligheid is een relatief begrip en het lijkt er op dat we voor altijd in betrekkelijke onveiligheid zullen leven. Maar eigenlijk doen we dat al heel lang. We nemen al lange tijd deel aan gevaarlijk verkeer en nemen daarin soms risico’s die ons op een lucide moment grijze haren zouden bezorgen. Onze truc is om het gevaar eenvoudig te negeren en te rekenen op de oplettendheid en vakkundigheid van anderen. Ik heb dat in ieder geval wel nodig, anders zou ik geen voet meer in een vliegtuig zetten.
*) Dit is niet helemaal waar, lees ik nu in Perrows boek. Niet alleen de reactor-afdekking is kwetsbaar, maar ook de opslag voor gebruikte reactor staven. Dit zijn bassins waarin de nog hete brandstof wordt gekoeld totdat deze kan worden afgevoerd. Deze bassins liggen buiten het reactorgebouw en zijn met een vliegtuigje gemakkelijk te raken, met alle desastreuze gevolgen (van grootschalige besmetting) van dien.