Een paar dagen geleden werd (opnieuw) een van de reisdagboeken van Albert Einstein gepubliceerd. De recensenten van dienst geconstateerden daarover gezamenlijk in de pers dat meneer Einstein een aardig racistische inslag had. Einstein doet namelijk allerlei sappige uitspraken over Chinezen, Spanjaarden, zelfs over joden en over nog een handvol andere cultuur-clusters. Dé vraag die sindsdien stevig aan het pers-firmament prangt is: “Was Albert Einstein een racist?” Mijn antwoord: “Natuurlijk was hij een racist. Dat kon in zijn tijd ook nauwelijks anders. Racisme was hip, geprolifereerd en er viel nauwelijks aan te ontkomen.”
In een van de recensies wordt de constatering gelardeerd met een citaat van Einstein zelf over het fenomeen: “Racisme is een ziekte van de blanke mensenâ€. Dat heeft hij er ooit eens over gezegd. Hieraan zie je goed dat hij niet onfeilbaar was en ook hele domme dingen kon zeggen. Zijn tak van sport was Theoretische Fysica en niet het boeiende domein van de Sociale Wetenschappen, dus de dommigheid van de bovenstaande opmerking is hem vergeven; de uitspraak raakt namelijk kant noch wal.
Ten eerste is racisme geen ziekte, ten tweede is het al helemaal niet voorbehouden aan blanken en ten derde is “blank” een racistische indicator, die vervangen zou moeten worden door “wit”. Dat heb ik laatst geleerd van Paul de Leeuw, die hiermee toch een aardige bodem legt in onze post-koloniale lingo. En hij heeft natuurlijk gelijk, want “blank” impliceert een geringschattende connotatie bij “niet-blank”. Het is een detail, maar desalniettemin allerminst onbelangrijk.
Om met de eerste miskleun te beginnen: racisme is een mechanisme dat bij elke bewegende soort binnen de fauna voorkomt. Het is in die zin vergelijkbaar met de seksuele drift. (Ik denk met deze stelling op geen enkele manier te overdrijven, maar om voor het betere overzicht bij de mens te blijven:) Elke Homo Sapiens is uitgerust met een natuurlijke achterdocht voor het onbekende en iedereen die niet bij de eigen groep of variëteit behoort. (En met de drang tot voortplanting / annex oog voor de seksuele aspecten van de ander sekse). Dat was ooit essentieel voor ons overleven, want als we dat niet hadden gehad, dan waren we waarschijnlijk al lang geleden uitgestorven. Wie zich niet voortplant overleeft als soort niet en wie zo”´n 200.000 jaar geleden geen racist was – en dus niet effectief kon discrimineren – had ook geen schijn van kans. Zo simpel is het nu eenmaal.
Kortom, racisme was in ons prille verleden de prime-mover van de ambitie om te overleven – over de ruggen van indringers of nieuwkomers die ons bedreigden – en het was als dwingend sentiment instrumenteel in de verdediging van ons territorium en onze middelen. In die lijn kan ik me dus ook helemaal voorstellen dat die homonoïden die nu exclusief tot het fossiele archief behoren, misschien wel verstoken waren van een gezonde dosis levensreddend racisme.
Het tweede attribuut, dat racisme een “blanke mensen”-actie betreft, klopt ook niet op grond van de wijdverbreide observatie dat leden van iedere bevolkingsgroep op deze planeet zich eraan schuldig maken. Wit, zwart, bruin, paars of blauw, de kleur van de racistische mens maakt geen ene bips uit. Het is een gek misverstand dat racisme is voorbehouden aan witte mensen en het doet tekort aan het loepzuivere racisme van hele volksstammen gekleurde mensen. Saillant zijdelings detail: een van de recensies van Einsteins reisdagboek noemt het vreemd dat Einstein als jood racistisch kan zijn, omdat juist deze club door de gehele geschiedenis heen last heeft gehad van die hele speciale vorm ervan: het antisemitisme. Mij bevreemdt het echter niet. Joden zijn racisten bij uitstek. Ze noemen zichzelf “het door god uitverkoren volk” en ze zijn erg goed in het betere bloedzuiverheidsrekenen. De discussie over het percentage joods bloed dat bij iemand in de aderen stroomt is namelijk een uiterst populaire bezigheid onder die gasten. En dat terwijl ze qua “ras” – een aanduiding die bij mensen eigenlijk niet meer vol te houden is – én qua genen helemaal niet verschillen van de standaard Palestijn.
Racisme is een natuurlijk fenomeen dat iedere mens hard gecodeerd in de firmware bij zich draagt. Hetzelfde geldt voor ons seksisme, wat een directe afgeleide is van onze seksdrive, en voor ons vermogen om werkelijk overal patronen (en gezichten) in te herkennen. Zowel racisme als seksisme worden tegenwoordig niet meer gewaardeerd, omdat we als geciviliseerde mens nu eenmaal van onze primitieve gedragingen af willen. Het civilisatieproces verloopt tegenovergesteld aan onze natuurlijke aandrang. Omdat we beschaafd zijn, willen we ook zo met vrouwen en met voor ons vreemde bevolkingsgroepen omgaan. Onze civilisatie dient zo expliciet het proces van “denaturalisering”, een exercitie die het ons mensen mogelijk maakt om in grote, complexe samenlevingen te overleven, zonder elkaar de hersens in te slaan of elkaar te verkrachten waar het ons belieft.
De notie van natuurlijkheid van gedragselementen zoals racisme en seksisme is belangrijk. Het erkent namelijk de noodzaak om dingen (af) te leren die we als beschaafde mens niet (meer) willen en om onze natuurlijke neigingen – die in een geavanceerde gemeenschap geen plaats meer hebben – te vervangen voor gecodeerd gedrag op basis van abstracte ideeën. Als je dat niet snapt, dan ligt de blinde vlek voor het eigen af te leren gedrag als het ware “om de hoek”.
Wellicht ten overvloede: het is essentieel om te begrijpen dat natuurlijk” niet automatisch betekent dat iets acceptabel” is. Sterker nog: het onderscheid tussen een politiek “linkse” of “rechtse” oriëntatie valt bijna één op één samen met “verder van de natuur af- of er juist dichterbij staan”. Rechts is daarbij erg gecharmeerd van die natuurlijkheid, inclusief dat in onze soortverband uiterst onsmakelijke “survival of the fittest”, wat de fascisten plegen te onderschrijven. Hetzelfde geldt voor de fabel van dat “superieure heren-ras” (de nationaal-socialisten) en” “het door god uitverkoren volk” (joden & Japanners). Ofwel,” links” is equivalent aan beschaafd.