Iedereen kent hem wel, die grap die gaat als volgt: Een Hollandse boer zegt tegen een Engelse boer: “I fok horses.” Waarop de Brit verbaasd vraagt: “I beg your pardon?” en de Hollander doodleuk antwoordt: “Ja ja, paarden.…!”
Het blijft een leuke, deze grap die ons Dunglish, die geweldige mix van Nederlandse” semantiek en Engelse syntaxis en” vocabulaire, op een treffende manier op de hak neemt. Het geeft ook mooi aan hoe suf wij als Nederlanders af en toe zijn op dat gebied. We denken van onszelf graag dat we heel erg goed zijn in Engels, maar in werkelijkheid moeten we daar misschien wat bescheidener over zijn. Uit mijn eigen dagelijkse leven ken ik namelijk genoeg voorbeelden van het tegendeel. Ik word omringd door wetenschappers en techneuten, mensen die allemaal vreselijk slim zijn, maar die een steenkolenengels uitslaan waarvan je het helemaal koud krijgt. En dan moeten ze nog in die taal onderwijzen ook.
Er is een tijd geweest dat ik hier zelf ook in het Engels opschreef wat me bezig hield, omdat ik het wel leuk vond dat mijn familie kon meelezen. Toen de Amerikaanse journalist Ronald van de Krol (!) echter zijn boekje Voertaal: English (2008)” open deed over ons Engels en de negatieve mening die hij daarover heeft, ben ik daar subiet mee opgehouden. Ik heb die ommezwaai mooi kunnen verantwoorden voor mijzelf, maar de boodschap was ondertussen wel aangekomen. Ondanks mijn dagelijkse “exposure” aan het Engels en de niet aflatende bijschaaf- en gladstrijk-exercities van mijn dame – een “native speaker” – moest ik me, nu zo’n drie jaar geleden, toch gewonnen geven. Mijn taalbeheersing wat spreken betreft mag dan iets boven gemiddeld zijn, met dat schrijven moest ik toch een pas op de plaats maken.
Ik vraag mij af, nadat ik vandaag in de Volkskrant zie dat de Nederlandse politici in het buitenland nog steeds aan het “pulling on a dead horse” zijn en absoluut “not want to throw any money over the balk”, of die gasten wel” gecoacht” worden in hun pogingen om” een” acceptabel en verteerbaar Engels te bezigen, waarvan de achteloze toehoorder niet gelijk in een stuip schiet. Ik zie toch een paar hele mooie flaters langskomen, zoals die van onze ongetwijfeld goed bedoelende minister Lilianne Ploumen, die zonder blikken of blozen tegenover een gezelschap van ondernemers in Congo stelt dat “There is no such thing as a Dutch product in terms of quality!” Wat zoveel betekent als: “Nederland heeft geen kwaliteitsproducten.”” Wat ze wilde zeggen was dat: “There is nothing like a Dutch product” wat precies het tegenovergestelde betekent, namelijk dat er niets zo goed is als een Nederlands product. En zo schiet mevrouw Ploumen in” commissie” toch een aardig bok, iets wat met een paar simpele conversatielesjes had kunnen worden voorkomen.
Aan de andere kant: het zijn wel allemaal hele kundige mensen die ministers, want minister word je niet zomaar. En zo’n charmante verspreking is eigenlijk ook best wel geinig,” vooral” omdat hij zo contrasteert met de status van een minister in het buitenland. Maar we zijn in goed gezelschap. Bondskanselier Helmut Kohl heeft V.S. president Ronald Reagan ook wel eens toegefluisterd dat “you can say you to me…”, waarmee hij in lijn met de Duitse hoffelijkheid aan Reagan het vriendschappelijke “du” wilde aanbieden, om zo het formele “Sie” achterwege te laten. Reagan zal het niet begrepen hebben, want hij was op de recentere George W. Bush na denk ik wel de minst” bijdehante” president die de V.S. ooit hebben gehad, maar de pers” in Duitsland had in ieder geval een spreekwoordelijke “field day”. Inclusief de Beierse” dijenkletsers.
Overigens, de grap over dat paard en die Brit had volgens de Volkskrant van vandaag een andere context dan ik altijd heb gedacht. Het is namelijk geen uit de lucht gegrepen mopje, maar het is echt gebeurd; ergens in de jaren 60 van de vorige eeuw. De Nederlander was onze excellentie” Joseph Luns en de toehoorder was V.S. president John F. Kennedy. Het is leuk om me voor te stellen hoe JFK uiteindelijk gereageerd moet hebben. Misschien hield hij wel een “stijve bovenlip” en vroeg” hij zich op dat moment vooral af of die cocaïne van Luns van een significant betere kwaliteit was dan die van hem. We zullen het nooit weten.