Vandaag, een dag na de eerste aanslag door moslimextremisten in Parijs, op het satirische blad Charlie Hebdo, die naar ik nu weet 12 mensen het leven heeft gekost, lees ik in De Volkskrant een opiniestuk van professor Mathieu Weggeman met als titel “Graag wat minder arrogantie in het debat over God”. Deze hoogleraar in de Organisatiekunde” van de TU Eindhoven heeft een stuk geschreven dat met de twijfelachtige eer zal gaan strijken “het meest” onzinnige” stuk van 2015 tot nu toe” te zijn. We zitten nog vroeg in het jaar, dus er kan nog veel veranderen. Toch zou ik zelf met een dergelijke kwalificatie niet blij zijn.” Ik citeer de aanzet van zijn opinie-artikel – een mening dus – met een zinsnede waarvan je werkelijk alleen maar onpasselijk kunt worden:
Als er één ding duidelijk wordt uit het debat over het al dan niet bestaan van God, dan is dat de ongelofelijke arrogantie van degenen die dat debat voeren. Geen van de betogers heeft ook maar de geringste twijfel over de capaciteit van de menselijke hersenen om die vraag te kunnen beantwoorden. De wetenschappers en filosofen komen niet op het idee dat onze verstandelijke vermogens wel eens te beperkt zouden kunnen zijn om een betrouwbaar en valide antwoord op de vraag naar het bestaan van God te kunnen geven.
Waarom Weggeman zich in het gods-vraagstuk mengt is mij niet duidelijk. Wel zie ik een akelige parallel met de intolerantie van de zielige doorsnee terrorist die denkt dat de grootheid van Allah het doodschieten van journalisten en andere andersdenkenden legitimeert. Want Weggeman pleit voor de onderwerping van de mens aan zijn god. Dat is namelijk de consequentie van zijn “graag wat minder arrogantie” verhaal, waarin mensen zich toch niet zouden mogen aanmatigen om over het wel of niet bestaan van het opperwezen na te denken. Zijn rationale is even simpel als huiveringwekkend: de mens zou met zijn beperkte vermogens niet bij machte zijn om het bestaan van god” te bevatten…” Daarom zul je – als ik Weggeman goed begrijp – dat bestaan wel aan moeten nemen en blind moeten geloven. Ter ondersteuning” citeert hij ook nog even W.F. Hermans, die over hen die god ter discussie stellen schreef: “Die man is zó dom, dat hij zich niet kan voorstellen dat er mensen zijn die minder dom zijn dan hij.”
Het riekt enerzijds sterk naar dat agnostische misbaksel van een stelling waarin wordt geponeerd “dat kennis van religieuze ideeën over vermeende bovennatuurlijke verschijnselen onmogelijk is, omdat deze niet (met de wetenschappelijke methode) te bewijzen zijn.” Toch, de agnosten kwamen in ieder geval tot het inzicht dat “de kenbare werkelijkheid geen aanleiding geeft om het bestaan van god te veronderstellen.” Waarvan met dank akte. Anderzijds stinkt het echter naar religieus fundamentalisme, dat stelt dat de redenering van het bestaan van god al blasfemisch op zichzelf” is. Als we al mijmeren” over het bestaan van god, dan moeten we mak en gedwee zijn en tot de conclusie komen dat wij dat als beperkte mensen niet onder” onze hersenpan gaan krijgen. Daar zijn we dan mooi klaar mee.
Ik lees de opinie van Weggeman en zie vervolgens dat de schrijver van deze onzin een hoogleraar aan de TU Eindhoven is. Dientengevolge voel ik mijn vertrouwen in de wetenschap in het algemeen en het wetenschappelijke kaliber van deze man in het bijzonder op haar” grondvesten schudden.” Hoe kan een intelligente man – want zo moet ik professor Weggeman vanwege zijn positie toch inschatten – zoiets ongelofelijk doms zeggen? En nog wel publiek, in De Volkskrant? Je moet dan best lef hebben. Want god is een verzinsel van de mens. Het is op geen enkele manier” arrogant” om daar hele” grote vraagtekens bij te zetten en al helemaal niet om het concept als “bevatbaar” te beschouwen. Dat is het prerogatief van de denkende mens, een voorrecht dat de niet-denkende boomaap, die van alles doet behalve wetenschap bedrijven, niet heeft. Weggeman moet dat weten, want hij is wetenschapper. Dat houdt in dat hij zelf had kunnen bedenken dat degene die met god komt aandragen, eerst maar eens moet bewijzen dat deze bestaat. Anders blijft god een verhaaltje, een idee of op zijn hoogst – maar dat is een kwestie van smaak – een zeer rudimentaire theorie (die ondertussen al weet ik veel hoe vaak gefalsificeerd moet zijn). Zo werkt dat voor alles wat we als mens verzinnen. Het is misschien juist andersom: als je niet meer over god wilt nadenken en dat ook anderen wilt ontzeggen, dan ben je pas arrogant!
Wat Weggeman tentoonspreidt is de arrogantie van de gelovige. Hij acht god kennelijk zo hoog dat wij als “slechts” mensen het niet in ons hoofd moeten halen om god te begrijpen. Het is dezelfde arrogantie die gisteren in Parijs bij Charlie Hebdo de kogels in het rond heeft laten vliegen. De houding van Weggeman doet op een grove manier onrecht aan de” vrijheid van denken die niet wordt beperkt door enig godsbesef, die de atheïst nu juist zo dierbaar is en die door de rabiate gelovige niet wordt getolereerd. Nu zal Weggeman als beschaafd mens geen wapen oppakken of aanzetten tot haat jegens” atheïsten, maar hij voedt wel een manier van denken over ongelovigen die volledig de verkeerde kant op gaat. Het is jammer voor hem dat zijn stuk een dag na de aanslag in Parijs in de krant staat, maar de parallel die daardoor ontstaat is niet fijn.
Ik hoop dat deze verdwaalde, hooghartige en kennelijk gelovige hoogleraar snel tot zijn zinnen komt en zijn dwaling rechtzet. In deze tijd van rationaliteit en vrijdenken is een stelling als die van Weggeman eigenlijk niet meer goed te praten. Zeker niet als deze van een hoogleraar afkomstig is.
Ik schrijf dit allemaal hier op omdat De Volkskrant mijn commentaar op Weggemans mening niet plaatste…