De klamzwoele zomeravonden geven veel gelegenheid tot langdurige lees-sessies in het avondlijke bed. Het is te warm om diep te slapen en moeilijk om in zelfs een lichte roes weg te zakken. Het is dus lezen, wat de klok slaat. Op zich is dat geen straf natuurlijk, zeker niet als het boek-van-dienst aangenaam wegleest. En met het boek “Privacy” (2010) van Rudie Kagie is dat inderdaad het geval. Om te beginnen al omdat het in het Nederlands is. Ik ben er ondertussen wel achter dat de superieure souplesse van de moedertaal niet alleen bij het spreken en schrijven geldt, maar zeker ook bij het lezen. Als gevolg daarvan glijdt dit Nederlandse boek er in als koek, en doet het dat beter dan de anderstalige exemplaren die in mijn huis de boekenkasten bevolken.
Rudie Kagie is redacteur van Vrij Nederland, het enige Nederlandse opinieblad dat mij enigszins kan bekoren. Het is lekker links en lekker recht voor zijn raap. En af en toe ruik ik zelfs het onvervalste socialisme om de hoek komen. Geweldig vind ik dat; vooral ook omdat mijn buurman, die van zichzelf vindt dat hij een rechtse rakker is, de VN ook leest en daarmee juist zijn linksheid – wellicht ongewild – aantoont of in ieder geval sterk suggereert! Ik verwacht daarom ook lekkere linksige opruiing als ik een boek van één van haar redacteuren lees. En ik verwacht ook toegankelijke doch gepast intellectuele taal.
Ik ben niet teleurgesteld. Het boek is dat wat ik er van zou willen verwachten. En met deze vrij vage formulering wil ik vooral vastleggen dat ik niet al te diep wil ingaan op de vorm. Het is namelijk de inhoud die zo vreselijk interessant is. Waar gaat het boek over? In het kort: over de manier waarop de privacy van de Nederlandse burger – maar ook die van de Europese onderdaan in het algemeen -” met voeten wordt getreden; en dan vooral door de overheid. Dit is althans de boodschap die ik van Kagie krijg: het bedrijfsleven zit niet te wachten op “slechte pers” in verband met de aantasting van de persoonlijke levenssfeer van de burger, die tenslotte een potentiële klant kan zijn. Dat weerhoudt hen ervan om te rotzooien met de gegevens die zij – als afgeleide van hetgeen ze leveren – over hun klanten verzamelen. Het werkt ook door op wat ze eigenlijk aan data verzamelen en hoe lang ze die vervolgens bewaren. Ik begrijp uit het boek Privacy dat de private sector daar toch vrij zorgvuldig in is.
Hoe anders is het met onze overheid. Nu is de Nederlandse burger al de meest afgeluisterde van deze planeet. Dit wordt overtuigend aangetoond in het boek Onder de tap dat ik hier al eens heb beschreven. Het is daarnaast ook nog eens zo dat de hoeveelheid andersoortige gegevens die onze overheid wil verzamelen over haar onderdanen, met rasse schreden toeneemt. Sinds het 9–11 debacle in New York, waarbij de Twin Towers met de grond gelijk werden gemaakt, wordt in naam van de “oorlog tegen de terreur” het privédomein van de individu steeds vaker schaamteloos aangerand. Het begon allemaal op instigatie van de Amerikanen, die geen gêne lijken te kennen bij het opleggen van de meest uiteenlopende veiligheidsdictaten en verordeningen. Hierbij is de unilaterale bepaling van regels schering en inslag en is er van wederkerigheid geen sprake. Als je naar de V.S. wilt vliegen wordt tegenwoordig je doopceel gelicht. Als er echter een Amerikaan deze kant op komt, moeten we niet proberen hetzelfde te doen, want dan dreigt Oom Sam boos te worden. De ooit hooglopende verontwaardiging over de voorgestelde visumplicht voor “U.S. citizens” was daarvan een mooi voorbeeld. En wat te denken van het biometrisch paspoort, dat ons in beginsel als uitvloeisel van het veiligheids-fetisjisme van de Amerikaanse overheid door de strot geduwd wordt.…?
Het is niet chic allemaal. En het is allemaal te danken aan het tegenwoordig erg hippe inzicht dat veiligheid voor privacy gaat.
De Amerikanen vragen vandaag de dag toegang tot zo’n beetje alle persoonlijke gegevens van Europese burgers die er bestaan: financiële en commerciële profielen, bankgegevens, telefonie- en Internet logbestanden; alles wat ook maar een digitaal spoor na kan laten maar daarnaast ook alles wat ze met hun vervelende pré-flight vragenlijsten kunnen binnenharken. En de Nederlandse overheid doet daar gezellig aan mee.
Ik moet het ze nageven: als noeste barrières voor het totaal ontkleden van onze privésfeer staan dan toch weer de toegangsaanbieders – tot de digitale snelweg – als een huis. Verschillende Internet Service Providers – waaronder XS4ALL - hebben al geweigerd om de overheid inzage te geven in hun logfiles. Niet dat het ze veel heeft geholpen, want ze zijn nu verplicht om een steeds groter wordende hoeveelheid verkeersgegevens van hun klanten op te slaan, zodat de overheid die in barre tijden beschikbaar kan hebben. En wie bepaalt wanneer die barre tijden zijn aangebroken en voor wie? Toch zeker wel die overheid zelf! Ik voel die Big Brother ondertussen wel in mijn nek hijgen…
Als er nog iemand is die vertrouwen heeft in onze rechtstaat en zich onbespied en onbeperkt waant, dan is Kagie’s Privacy een echte aanrader. Alle hoop die je zou kunnen hebben op een staat die “nachtwaker” is in plaats van “manipulator”, die “beschermt” in plaats van “bespiedt”, wordt door dit boek serieus uitgedaagd. Bij mij is er wel wat gesneuveld, terwijl ik – zoals ik zelf graag denk – niet naïef ben in dat opzicht. Anderzijds moet ik toegeven dat het diepsnijdende gevoel van onrecht dat het boek oproept af en toe zelfs lekker is; zoals een douche die net niet te heet is om er onder te blijven staan. Die uitdaging hoeft dus niemand van het lezen te weerhouden.
Tenslotte: het boek is voor non-fictie nog redelijk spannend ook. En dat is toch mooi meegenomen. Dus voor wie nog naar vakantielectuur zoekt.…