Polyglotisme ligt onder vuur. Dit is hoe ik het bericht van de Volkskrant van vandaag opvat, waarin kond wordt gedaan van real-time vertaling van spraak, van het Engels naar het Chinees. Dit bijzondere feit vond plaats tijdens een congres, waar een MicroSoft ingenieur het publiek in het Engels -> Chinees toesprak. En ik begrijp dat het nog aardig accuraat was ook. Hieruit blijkt dat er eindelijk echte grote stappen worden gemaakt met dat machine-vertalen.
Het komt natuurlijk met een prijs. Maar ook met een baat. De baten van het automatische vertalen zijn duidelijk: alleen de EU wordt al een paar jassen goedkoper, omdat de tolken en de vertalers, die momenteel elke scheet in ik geloof 13 talen moeten omzetten, straks overbodig zullen zijn. Maar ook zal het straks uitermate simpel zijn om een gesprek te voeren met elke willekeurige wereldburger. Aan de dan geslechte taalbarrière zal het in ieder geval niet meer liggen. De universele vertaler dragen we straks gewoon bij ons, omdat deze door een kundige product-designer met een swingend gevoel voor sjeu netjes is wegontworpen in onze kleding; of voor het geval dat we ons op het naaktstrand bevinden, in onze bril. (Doe je best, Thijs.…) En als klap op de vuurpijl gaat het allemaal ook nog eens real-time werken, alsof we zelf on the fly die vreemde taal spreken.
Ik moet hier de aantekening maken, dat zij die denken dat het nooit zo ver zal komen omdat er voor een perfecte vertaling menselijke intelligentie nodig blijft, op niet al te lange termijn toch zeer teleurgesteld zullen worden in hun misplaatste en volledig achterhaalde notie van menselijke suprematie. Het intelligentieniveau om natuurlijke taal te kunnen verwerken ligt min of meer binnen handbereik voor de machines die het moeten gaan doen. Nog even, dan zijn de belangrijkste fysieke barrières geslecht. En dan gaat het pas echt los.
De prijs voor deze vooruitgang is niet onverdeeld gunstig. Als we meertaligheid aan machines gaan overlaten, dan verliezen wij zelf op den duur misschien dat vermogen, en dat zou toch zonde zijn. Ik zie dat soort dingen om mij heen gebeuren. Mijn dame weigert om navigatieapparatuur in de auto te gebruiken om zo haar gevoel voor de kaart te behouden. Dat vind ik nou zin hebben, zeker als je het tegen de hedendaagse kaartvaardigheid van de gemiddelde automobilist aan houdt. Die is namelijk als gevolg van de diffusie van de TomTom werkelijk abominabel geworden. Ik ken mensen die om die reden niet eens meer weten waar ze tijdens de vakantie zijn (geweest). Tenenkrommend is dat. Ook spreken mijn dame en ik samen bijna 10 talen, en dat zou ik niet graag kwijt willen raken. En ikzelf probeer toch nog altijd een achteloos langskomende rekensom uit het bolletje op te lossen, omdat ik denk dat ik daar mentaal soepel van blijf. (Mijn jongste zoon pakt daarentegen een calculator als hij zijn rekenhuiswerk moet maken. Ik bedoel maar.…)
We verschuiven steeds meer aspecten en vaardigheden van ons hogere kunnen in de richting van machines. Dat heet progressie. Taalverwerking en taalgeneratie is wel zo ongeveer het laatste bolwerk denk ik. Als we dat met succes hebben overwonnen, dan is het hek volgens mij van de dam. Dan ligt de weg naar de ontwikkeling van “echte” synthetische menselijke intelligentie open. Ik dacht mij te herinneren dat Michio Kaku de eerste synthetische mens over 50 jaar verwacht. (Visions: How Science Will Revolutionize the 21st Century (1998)) Ik denk echter dat die echt veel, veel eerder komt.