Een zeer rijke man staat op het punt te sterven. Hij is niet alleen vreselijk rijk, maar ook zeer gehecht aan zijn aardse goederen. Zo erg zelfs, dat hij hemel en aarde beweegt om een deel daarvan, tegen alle regels in, mee te kunnen nemen naar het hiernamaals.
Hij begint te onderhandelen met een aartsengel, die hem uitlegt dat niemand ooit iets naar de hemel brengt behalve zichzelf, omdat het juist de bedoeling is alle aardse goederen achter te laten, om zo vrij van alle ballast en zorgen de hemel te kunnen betreden. “Met andere woorden”, stelt de aartsengel, “vergeet je rijkdom en stap door die poort!”
Echter, de rijkaard neemt geen genoegen met deze inperking en wil toch een deel van zijn fortuin behouden. Hij staat er op dat het aan god zelf wordt gevraagd. Dus na lang heen en weer gesteggel wordt god gebeld. Enigszins geïrriteerd omdat iemand hem stoort met zo’n profane vraag, staat god grommend toe dat er een uitzondering wordt gemaakt. “Als die man dan zo nodig iets moet meenemen, laat hem dan zijn gang maar gaan. Het zal wel heel bijzonder zijn wat hij allemaal mee naar boven wil slepen. Maar stuur hem wel gelijk door naar mij zodra hij hier is…! Ik wil wel eens weten waar deze meneer zo moeilijk over doet.”
Aldus geschiedt. De rijkaard, lopend op zijn laatste benen, pakt in allerijl een koffer en vult die met zijn aller-kostbaarste goed. En net als hij daarmee klaar is, wordt hij door de aartsengel geroepen, sterft,” en staat ineens voor de hemelpoort.
“Gelijk door naar de chef!” Zegt Petrus, die ondertussen ook nieuwsgierig is geworden over deze rijke man en de schat die hij met alle geweld naar de hemel wilde importeren. Het verhaal is ondertussen ook door de hemelse roddelpers aan iedereen doorverteld. Hij wijst met zijn duim over zijn schouder naar de grote hemelse relaxruimte, waar god zich bevindt en zegt: “Die kant op…”
Helemaal verguld met het idee dat hij god zelf kan laten zien hoe rijk en succesvol hij is, loopt de man door, zijn koffer puffend achter zich aan slepend.
God zit ontspannen in zijn jacuzzi als de rijkaard binnen komt. Een engeltje snelt naar god toe en fluistert hem in het oor dat de illustere nieuwe bewoner is gearriveerd. God klimt direct uit het bad, laat zich door een bevallige engel afdrogen en loopt zonder zich ook maar aan te kleden op de rijkaard af. “Zo”, snuift hij nors tegen de man, “laat maar eens zien wat er nu zo belangrijk was dat je er mij voor moest laten lastigvallen.”
De rijkaard zet zijn koffer neer en met een glunderend gezicht en een belangrijk gebaar, draait hij zijn koffer naar god en opent het deksel. In de koffer bevindt zich een enorme hoeveelheid goudstaven, netjes opgestapeld en fel blinkend in het hemelse licht. Het zijn er wel honderd! Blij met zichzelf en zijn behouden rijkdom, kijkt de man verwachtingsvol naar god. Deze staart vol verbazing in de koffer en kijkt vervolgens op naar de man en vraagt met onverholen minachting: “Wat? Je hebt STRAATSTENEN meegebracht?”
De voorgaande grap komt uit een boekje dat heet “Plato and a platypus Walk into a bar” (2008) dat is geschreven door Thomas Cathcart & Daniel Klein. Het is gevonden door mijn vrouw die er tegenwoordig een gewoonte van maakt om mij te voorzien van luchtige, humoristische literatuur die toch nog kan landen in mijn naar kennis snakkende brein… (ahum). Laat ik het zo stellen: het is haar gelukt om een verhandeling over de ins- en outs van de filosofie te vinden die niet alleen zeer informatief is, maar ook zo grappig, dat je – zonder overdrijven – bijna in je broek piest van het lachen. En als contrast bij de kost die ik normaal lees is dat best een prestatie die het vermelden waard is. Bij dezen dus…
Maar ter zake: als je van filosofie houdt, en je hebt een redelijk ontwikkeld gevoel voor humor, dan mag je dit boekje niet missen. Ik heb het in bed liggen lezen en kreeg daarbij zeer regelmatig de slappe lach. Zo erg zelfs, dat het storend werd voor mijn dame die naast mij probeerde te lezen en voor de kinderen die – twee kamers verder – onrustig in hun bed begonnen te woelen vanwege de geluidsoverlast. Maar ik kon het werkelijk niet helpen! Het boekje is gewoon echt v‑r-e–s‑e-l-i-j‑k grappig!
De ondertitel luidt: “Understanding Philosophy – Through Jokes”. Nu gaat het daar wel een beetje mis, want ik weet niet of ik nu dichter bij enig begrip van filosofie ben dan ik was voordat ik P&aPWiaB las. Waarschijnlijk niet, maar dat ligt niet noodzakelijkerwijs aan dit boekje. Toch zij de lezer gewaarschuwd: wat vooral blijft hangen zijn de werkelijk briljante grappen en niet zo zeer de filosofische stijlfiguren waarop deze zijn gebaseerd. Niet bij mij in ieder geval, maar ik vond dat geenszins een probleem. Ik heb me kostelijk vermaakt en ik kan dit boekje van harte aanbevelen voor op de zondag middag – lekker in het zonnetje, glaasje witte wijn erbij en dan genieten.…
En de grappen, die doen het uitstekend op de zomer-borrels in de tuin. Ik heb dat proefondervindelijk bewezen. Als je er een paar uit je hoofd leert mag je overal aanschuiven.….
Voor de liefhebbers heb ik een videolinkje.…