Even een aantekening tussendoor: ik heb me de laatste tijd veel bezig gehouden met het doorgronden van de persoonlijkheden van de meest beruchte dictators van ons tijdvak. Ik beschouw daarvoor de tijd vanaf 1900 tot nu (en verder), omdat daarin ontwikkelingen plaatsvinden die op de één of andere manier voor een soort consistentie lijken te zorgen. Ik doel op de aanloop tot de eerste wereldoorlog, die vervolgens uitmondt in een interbellum waarin één van de voormalige deelnemers zodanig te kakken wordt gezet dat zij twee decennia en een beetje later de tweede wereldoorlog begint, die op zijn beurt – na het “einde” in 1945 – weer doorglijdt in de koude oorlog. En die hield pas op in 1989 met de val van het ijzeren gordijn en de daarop volgende ineenstorting van het Sovjet rijk. Ik bedoel maar, er zit een soort systeem in.…
De drie top criminele staatsbestuurders die ik onder de loep heb genomen zijn Mussolini, Hitler en Stalin. (Mao komt nog aan de beurt…) Daarvan vond ik persoonlijk Mussolini de meest sympathieke, en dat heeft niets met mijn ethische achtergrond te maken. Hij was van de drie heren gewoon de minst heftige, de minst gewelddadige, de minst racistische en de meest realistische volksaanvoerder, die zichzelf in ieder geval geen goddelijke pretenties van onfeilbaarheid aanmat. Dat deden zijn collega’s Hitler en Stalin wel.
Alle drie hadden ze wel een staat van onaantastbaarheid bereikt, die ervoor zorgde dat hun omgeving zich als een echte hofhouding ging gedragen, inclusief het ge-kontenlik, het dingen naar gunsten en privileges, de niet aflatende intriges en vliegenafvangerij van de hovelingen. Die maten zich op hun beurt een houding van kritiekloze acceptatie van elk gedrag dat hun opper-chef annex goddelijke voorganger maar konden hebben aan.* En die maakten er vervolgens weer een sport van om hun entourage te belasten met dagelijkse ellenlange diners en andere sociale functies, waaraan maar geen einde leek te komen – en waarvoor iedereen die in de buurt was probeerde zijn snor te drukken.
Het leven in die “bel”, die de dictator afschermde voor de realiteit om hem heen – wat zo kenmerkend is voor het regime van alle drie die gasten – heeft in mij de gedachte laten groeien dat het toch wel vreselijk geinig zou zijn als ik op de een of andere manier terug in de tijd zou kunnen gaan. Ik zou deze drie mannen dan willen opzoeken, met als doel om ze recht in hun gezicht eens goed de waarheid over hun historische imago te vertellen. Ik zou daar wel oren naar hebben.… mits ik terugkeer-garantie heb naar deze tijd natuurlijk, dat dan weer wel. Want geen van dit trio zat echt te wachten op enige “eerlijke” terugkoppeling en dissidente geluiden in hun buurt werden meestal met het leven bekocht.
Ik heb er al vaak over zitten fantaseren wat ik zou zeggen tegen zo’n man. Ik stel me voor dat ik bij hem naar binnen loop, tegenover hem aan tafel ga zitten, en dan van wal steek over het beeld dat de mensheid nu over hem heeft. Of beter, ik zou spreken over het beeld dat ik van hem heb, met al die biografieën, reportages en documentaires in mijn achterhoofd.” Maar elke keer valt deze fantasie in scherven als ik me wil bedenken wat ik dan precies zou willen overbrengen. Het is simpelweg te veel en te ingewikkeld om zo maar even paraat te hebben; ik zou per dictator wel een dag nodig hebben om die despotische oren goed uit te kunnen wassen.
Ik zou bijvoorbeeld tegen Hitler willen zeggen dat hij een nietsnut en een uitvreter is, die maar beter zwerver in Wenen had kunnen blijven dan zich in München op het politieke toneel te wagen; met alle gevolgen van dien. Stalin zou ik willen vertellen dat zijn revolutie een waandenkbeeld is, en zijn grote mentor Lenin een ordinaire misdadiger met grootheidswaanzin. En dat zijn nieuwe orde geen dodental van zeker 20 miljoen mensen kan rechtvaardigen – hoe kritiek hij de zuiveringen en deportaties onder zijn eigen mensen ook mag vinden. En Mussolini had ik willen wijzen op zijn historische vergissing die de uitvinding van het fascisme eigenlijk is. Alhoewel: hij is de Elvis Presley van de Europese politiek van het begin van de 20e eeuw. Hij heeft echt iets nieuws verzonnen in een politiek landschap dat volledig zat vastgeroest in tradities en dogma’s. Net zoals Elvis met zijn Roch & Roll.
Het is jammer dat deze mannen niet meer zijn aan te spreken. Ze zijn alle drie gestorven met behoud van hun persoonlijke waardigheid.** Geen van hen heeft aan het einde van zijn tijd getwijfeld aan zijn werk of nalatenschap – en alle drie bleven zij rotsvast overtuigd van hun gelijk en de noodzaak om hun magnum opus te bewaren voor het eeuwige nageslacht. Soms droom ik er van: ik zou ze dat gelijk graag willen afnemen… met terugwerkende kracht.
*) Toch was er wel oppositie af en toe, zij het van buiten: vlak na zijn dood werden op het bureau van Stalin onder een krant drie persoonlijke brieven aan hem gevonden. Montefiore laat dat aan het einde van zijn boek in een voetnoot haast terloops weten. Een van die brieven was van Tito, die Stalin waarschuwde dat hij moest stoppen met het sturen van huurmoordenaars die het op zijn hoofd voorzien hadden, anders zou hij wel even iemand naar Moskou laten komen om het “probleem” op te lossen.…
**) Dit is niet helemaal waar. In zijn laatste dagen, die hij in gevangenschap doorbracht, ging Mussolini dialogen aan met mensen in zijn omgeving die er op wijzen dat hij wel degelijk bedenkingen had bij de oorlog en de rol die hij en Italië daarin gespeeld hadden. Hij voelde zich tijdens zijn regime ook door Duitsland in de oorlog gedwongen. Tsja, dat krijg je ervan als de ene dictator een wit voetje wil halen bij de andere. Nieuwsgierig? Lees Hibbert…