Onttrekken kan ik me er niet aan, het gevoel terug te komen uit een ontwikkelingsland waar ze net niet voor elkaar krijgen wat de goegemeente hier in Nederland wel lukt: een infrastructuur neerleggen die overal werkt, en niet alleen daar waar de juiste persoon de juiste smeergelden in zijn zakken heeft gekregen.
Infrastructuur is een soort kwaliteitszegel voor een land. Als dat goed in orde is, dan zal het met de rest ook wel goed zitten. Althans, zo redeneer ik. En die redenering staat – moet ik gelijk toegeven – geheel los van enig systematisch onderzoek mijnerzijds.
Het lijkt echter een waarheid als een koe. Een land dat zijn wegen, netwerken en waterhuishouding op orde heeft, stopt daar veel geld in. Dat is publiek geld, dat uit belastingen komt. En wat ik wel weet is dat een hoge belasting ook een vergaande civiliteit inhoudt: de burgers betalen veel geld voor hun bestuur en willen ook waar voor die centen. Hoe hoger de belastingen, hoe steviger de democratie. Kort door de bocht misschien, maar ver zal ik er niet naast zitten.
Nu weet ik niet veel over het belastingniveau van Italië, maar met wat “reversed engineering” kom ik tot de conclusie dat het niet superveel soeps kan zijn. Althans, laat ik het op zijn Grieks formuleren: er zal wel niet veel betaald en wel veel ontdoken worden. Ik denk dat af te kunnen meten aan het niveau van – inderdaad – de infrastructuur en het soort sujetten dat momenteel de regering vormt. Want laten we wel wezen; dat wat er in Italië aan de top staat zou in elk ander land toch door een uitjouwend volk met pek en veren besmeurd de stadsgrenzen overgezet worden. Maar op dat idee zijn ze in Rome nog niet gekomen.
Is het echt zo erg? Ja, het is echt heel erg. Italië wordt geregeerd door een crimineel die alleen de politiek in is gegaan om aan strafvervolging te ontkomen. En omdat hij nu toch daar zit waar de wetten gemaakt worden, zorgt hij er en-passant nog even voor dat die wetten dusdanig worden toegetakeld dat hij na zijn publieke dienst ook nog van een onbezorgde tijd kan genieten, zonder in de bak te verdwijnen. Hij voorkomt zo vervolging voor fraude, omkoping en seks met minderjarigen – en ik kan me zo maar voorstellen dat de waslijst aan illegale activiteiten van deze spaghetti-kabouter nog veel langer is dan ik in mijn wildste dromen zou kunnen bedenken.
Het blijft natuurlijk gek. Een man in publieke dienst die ook nog de rijkste man van Italië is. Dat verwacht je eigenlijk in Afrika en niet in een van de grootste economieën van Europa. Daaraan denkend zie ik me ineens heel goed dat Sicilië eigenlijk bij Tunesië hoort. Als je goed naar de kaart kijkt dan zie je dat gelijk.
Ik hoorde het vorige week nog iemand zeggen: “Een natie krijgt de leiders die het verdient…” (De Heer, K. – Paludea – 2011), maar dat is voor mij – ofschoon niet helemaal onwaar – toch iets te grofmazig. Volgens die rationale verdiende Italië ooit Mussolini en Duitsland haar (Oostenrijkse) Hitler. En ik zou ook niet zo ver willen gaan dat de Syriërs hun Assad en de Noord Koreanen hun Kim Jung Il verdienen. Maar voor Italië klopt het misschien wel. Om nog maar eens op de infrastructuur terug te komen: het lijkt de Italianen bijvoorbeeld niet te boeien dat er van de bewegwijzering in dat land werkelijk geen bips klopt. En zich druk maken over de geloofwaardigheid van hun regering in het buitenland schijnt ook geen prioriteit te hebben.
Ik ben geloof ik wat negatief en doe de waarheid vast geweld aan. Er is wel degelijk oppositie in Italië en de jongeren gaan zich steeds sterker tegen de gerontocratie keren. Het zal wel een keer tot een uitbarsting van Libische proporties komen, waarbij de clan van Berlusconi het zal ontgelden – evenals zijn talrijke protegees. En dan zal het door Berlusconi gecontroleerde mediacluster niet meer de enige landelijk zichtbare spreekbuis zijn.
Mijn bescheiden bespiegeling begon met een opmerking over infrastructuur. De aanleiding was het doolhof rond Venetië dat wij per auto en aan de hand van een wegenkaart en de bewegwijzering hebben proberen te nemen. Oordeel: Het is niet te doen. En toen ik er bij mijn ouderlijk huis ook eens op ging letten, toen bleek dat er eigenlijk maar wat gedaan wordt met die aanwijsborden. Een richtingsbord naar een plaats kan de verkeerde kant op staan of gewoonweg ineens ontbreken. Italië is het land waar je een Tom Tom goed kunt gebruiken. Omdat ik die niet heb en dus verschillende keren goed fout ben gereden, is bij mij toch het idee opgekomen dat Italië zwaar heeft geleden onder het einde van de Duitse bezetting enige decennia terug. Het had ze wel goed gedaan als ze nu een Deutsches Bundesland geweest waren. Dan was de organisatiegraad in dat mooie land ook “up to specs” geweest.
Italië vervalt, langzaam maar zeker. De democratie brokkelt af onder het toedoen van een ongeïnteresseerd volk en een criminele leider. En het feit dat er geen spoor van nationale samenhang in dat land valt te bespeuren helpt ook niet mee. De regionale sentimenten zijn daar sterker dan een integraal Italiaans besef ooit zal worden. Een populistische partij als de Lega Nord maakt ook alleen maar kans in het rijke noorden, waar ze wars zijn van de parasitaire zuidelijke “Terroni”. In het zuiden vat een dergelijke beweging geen voet omdat het geen voordeel heeft. Laat ik het over de scheidslijnen die langs de vroegere regio’s lopen maar niet hebben. Die lijken een nog veel sterker segregerend effect te hebben – althans, als je de verschillende culinaire fortificaties die het land rijk is als graadmeter kunt gebruiken.* En in Italië zou dat zo maar eens het geval kunnen zijn.
Zo, ik ben weer thuis. En ik heb Italië weer een beetje uit mijn hoofd gekregen. Over tot de orde van de dag.…
*) In elk Italiaans dorp weten ze hoe je de “enige echte” pasta klaarmaakt, of elk willekeurig ander gerecht. En het is werkelijk nergens het zelfde…