Zo, daar wordt eindelijk korte metten gemaakt met het “algemeen bekende feit” dat on-line pornografie veelvuldig en vaak de vaderlandse Internet-bandbreedte opslokt. Ik kom verhalen tegen die het percentage opschroeven tot wel 35%. Uit onderzoek blijkt nu dat hier geen snars van klopt.
Ik weet het, we moeten tegenwoordig erg voorzichtig zijn met wetenschap die in de media terecht komt, maar ik ben geneigd om de merites van deze inspanning wel voor waar aan te nemen. Lees voor de gein ook het artikel in De Pers er eens op na.
De conclusie uit het rapport van de noeste onderzoekers van het IVO – instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving – uitgevoerd in samenwerking met Rutgers WPF en de Open Universiteit, is als volgt:
“Het huidige onderzoek is één van de eerste studies die inzicht biedt in het gebruik van online erotiek in de Nederlandse samenleving. Duidelijk is geworden dat bepaalde delen van de bevolking (vooral alleenstaande jongere mannen) veelvuldig tijd besteden aan online erotiek. Hoewel men verschillende problemen kan voorstellen die gerelateerd zouden kunnen worden aan de omgang met pornografie (verslaving maar ook problemen bij de ontwikkeling van de seksuele identiteit, normen en waarden), kon in het huidige onderzoek niet vastgesteld worden dat online pornografie in Nederland op grote schaal tot problemen heeft geleid, al zijn er wel aanwijzingen dat het aantal probleemgevallen toeneemt. De prevalentie van de aan online erotiek gerelateerde problematiek is beperkt en lijkt in omvang vergelijkbaar met die van andere vormen van gedragsverslavingen zoals gok- of gameverslaving. Dit is overigens een prevalentie die altijd nog beduidend hoger ligt dan die van verslaving aan een harddrug als heroïne. De overgrote meerderheid van de gebruikers van online erotiek blijkt zonder problemen van verslaving, compulsiviteit of anderszins met online erotiek bezig te kunnen zijn.”
Ofwel, de bange zedenmeesters die de bui in het verdorven wereldwijde web al zagen hangen, hebben vooralsnog geen gelijk gekregen – zelfs niet wat betreft de seksueel meest kwetsbare groepen: de jongens vanaf hun pubertijd tot ergens midden 20 en de alleenstaande jonge mannen tussen de 20 en de 35. Maar nog mooier is eigenlijk de mogelijke conclusie die elke lezer voor zichzelf kan trekken. Mocht je je niet aangesproken voelen door de paar procenten probleemgevallen die in het citaat hierboven toch wel geïmpliceerd worden, dan kun je dus gewoon lekker doorgaan met het surfen naar blote-bipsen.
De vergelijking met de verslaving aan heroïne die hierboven ook getrokken wordt – en die vele malen lager uitvalt dan de “prevalentie voor seksueel getint surfen” – is overigens niet echt handig. Het beeld dat bestaat bij het volk over heroïnegebruik en de verslaving er aan, raakt in de regel kant noch wal. Zoiets levert dus ook geen enkele verduidelijking op. Bovendien is een overdreven voorkeur voor expliciet bloot op Internet niet zo dodelijk als een heroïneverslaving kan zijn – en is het zeker niet half zo irritant voor de omgeving.