Nog 1,7 miljard jaar en de Aarde is voor ons onbewoonbaar. Dat is voor mij nieuws, want ik dacht dat het 3 tot 4 miljard jaar zou zijn. De afwijking is simpel te verklaren. Mijn gedachte was namelijk dat de zon in één klap supernova zou gaan, waarbij in een flits ons zonnestelsel zou worden afgefakkeld tot een hoopje geblakerde sintels en een boel verdampte materie. Daarmee gaan we terug naar de basics, dacht ik. Van sterrenstof zijn we gemaakt, tot sterrenstof zullen we weer verdampen, als het ware.
In mijn calculatie kunnen we dus concluderen dat we over de helft van ons bestaan als Aarde zijn. Deze planeet is nu ongeveer 4,5 miljard jaar oud en de zon zal haar over zo’n 3,2 miljard jaar verzwelgen in een halo van superheet gas. Op dat moment houdt hier alles op te bestaan. Nieuw voor mij is dat wij als mensheid eerder op de rol staan om het loodje te leggen en wel zo’n 1,5 miljard jaar. Ik stel me dat even voor. Voor een periode van 1,5 miljard jaar zal de Aarde geen leven van een “hogere” orde kunnen bevatten en keert zij weer terug naar de staat die zij had lang voordat er meercellig leven op het toneel verscheen. Ik had het kunnen weten, want natuurlijk is het zo dat het sterven van de zon veel langer zal duren dan een flits. De zon zal langzaam uitdijen totdat haar buitenste grenzen voorbij onze aardbaan liggen. En voor die tijd zal zij ons langzaam naderen met haar corona. Die zonneatmosfeer is van zichzelf al heet genoeg om elk leven op Aarde te vernietigen.
Met andere woorden: we hebben nog een beetje tijd om de plaat te poetsen. We moeten een manier verzinnen om met een heleboel mensen – ik schat nu zo tegen de 30 miljard, maar daar wil ik vanaf wezen – de Aarde te verlaten en op een andere planeet ons heil te zoeken. En dan liefst eentje die buiten ons zonnestelsel ligt. Ik hoor geluiden over Mars, maar Mars is onze directe buurplaneet en ligt dus maar één baan verder van de zon dan wij, dus erg lang zal dat geen soelaas bieden. Nadat de Aarde zal zijn verdwenen zal Mars op een gegeven moment ook aan de beurt zijn. Daar is geen ontkomen aan.
Als ik hier over praat met de mensen om mij heen dan zijn ze over het algemeen niet onder de indruk. De meest genoemde reden is dat vrijwel iedereen verwacht dat de mensheid over 1,7 miljard jaar al lang niet meer zal bestaan. Dit sombere beeld is bijna universeel. Ik moet toegeven dat ik dat niet deel en dat ik het nog wel zie gebeuren (niet letterlijk) dat de mens een manier verzint om ten eerste haar eigen vernietiging te voorkomen en het ten tweede voor elkaar krijgt om dit zonnestelsel te verlaten voordat het boem zegt. Dat betekent overigens ook dat we volgens mij in staat zullen zijn om allerlei rampen, die van binnen of van buiten kunnen komen, af te wenden. Ik denk aan supervulkanen die uitbarsten, onderzeese methaanbubbels die losschieten of asteroïden die ons op het dak vallen. En bovendien, wat wellicht belangrijker is, wij zien er als mens over een luttele 100 jaar al niet meer uit als nu, maar we zullen dan ruimschoots in het tijdperk van de singulariteit zitten. En als het eenmaal zo ver is, dan is “the sky the limit” als het over ons kunnen gaat. Ik zeg ongegeneerd: “De mens versie 3.0 zal zeker in staat zijn om het tegen het universum op te nemen.”
Nou ja, misschien ben ik iets te enthousiast, maar ik zet vooral mijn eigen toon als een positieve, met een optimistische kijk in de richting van onze toekomst. Het zou kunnen dat ik er volledig naast zit, maar als ik ergens in zou moeten geloven dan is het in ons zelf. Dat is wat waard, denk ik. Tenslotte is het ook nog zo dat ik er in ieder geval niet meer ben over een jaar of 100, dus verifiëren kan ik mijn verwachtingen niet. Hoe noemen ze dat in Engeland ook alweer? “Blissful ignorance”” dacht ik.