Het zal toch niet waar zijn? Het gonst in de pers van de berichten dat Berlusconi – met afstand het belabberste regeringsopperhoofd dat Europa ooit heeft mogen zien opereren – zich weer verkiesbaar wil stellen. Na een tijd van betrekkelijke stabiliteit in dat prachtige Italië onder Mario Monti wil Silvio de Struikrover weer terug de politiek in. Ik geef toe: daar word ik niet rustig van.
Het is niet de eerste keer dat ik hier aanteken dat ik geen stap meer in mijn vaderland zet als die ouwe van mij op Berlusconi stemt. Het is me een keer gelukt om dat enige jaren achter elkaar vol te houden, omdat die arme man het ondanks mijn waarschuwingen toch had gedaan. Nu wil ik me niet nog een keer laten weerhouden om naar dat Schlaraffenland te gaan om te overzomeren. Gezien dat geweldige klimaat hier in het Hollandsche is dat snijden in mijn eigen vlees. Dus wat er ook gebeurt met die Berlusconi, ik ga naar Italië.
Misschien is het loos alarm en heeft die schavuit alleen maar een ballonnetje opgelaten ergens. Ik hoor het gerucht – dat ik overigens niet kan verifiëren – dat de Italiaanse president Giorgio Napolitano momenteel wordt platgebeld door bezorgde collega’s uit de rest van Europa, die zich ervan willen vergewissen dat het om een (slechte) grap gaat. Al die premiers en ministers van financiën zien de bui natuurlijk al hangen. Berlusconi zal – als hij weer in het zadel wordt geholpen door dat ondoorgrondelijke Italiaanse electoraat – heel Europa meeslepen in de val van Italië. Een val die hij met zijn onovertroffen incompetentie gegarandeerd zal gaan veroorzaken.
Afgelopen weken heeft Griekenland laten zien toch sterker te zijn dan het populistische anti-Europese geschreeuw van de mensen op straat. Het zou natuurlijk zo maar kunnen dat Italië dat ook is. Ik hoop het van ganser harte. Het is wat wrang om voor de zoveelste keer het risee van de Europese politiek te worden.