De laatste tijd heb ik geen supergelukkige hand gehad wat betreft mijn huiselijke entertainment, en dan doel ik op de boeken en de films die ik recentelijk heb geprobeerd tot mij te nemen. Zo heb ik gisteren een film gezien over Ida Dalser, genaamd Vincere (2009) van regisseur Marco Bellocchio. Dalser was de minnares van Benito Mussolini in een tijd dat hij nog geen “Duce” was en de moeder van zijn allereerste zoon, Benito Albino Mussolini Junior. De film beloofde veel want Mussolini is natuurlijk historisch interessant, maar wat ik te zien kreeg was een grote teleurstelling. De film ging eigenlijk vooral over Dalser zelf en haar tragische leven. En die korte momenten waarop Mussolini zijn gedreven politieke retoriek ten gehore bracht, waren op één hand te tellen. Dat is niet veel in een film van twee uur.
Jammer was dat; want het is erg boeiend om Mussolini te volgen in zijn ommezwaai van sterk anti-royalistische socialist naar een koningsgezinde fascist. In die eerste fase is hij zelfs zeer sympathiek te noemen en het maakt de basis van zijn fascisme zeer inzichtelijk. Mijn eigen zwak voor die meneer stoelt vooral op die beginperiode, waarin hij nog een “goede revolutionair” was. Bovendien was het een erg innemende man, als ik de verschillende bronnen die ik daarop heb nageslagen mag geloven. Maar goed, helaas kreeg ik niet veel te zien van dit alles – een gemiste kans als je het mij vraagt. Maar ook: de film was zelfs als plaatje niet goed te pruimen. Er werd teveel gebruik gemaakt van close-ups die geen enkele functie leken te hebben en er was teveel te zien wat simpelweg te oninteressant was. En zelfs het gesproken Italiaans, wat mijn mediterrane hart in de regel toch open doet gaan, mocht niet baten. Het was veel te gedragen allemaal. Dus wat deze film aangaat: het was een kat in de zak.
Op zich is het niet erg als je eens een keer een film binnenloopt waar je liever niet heen was gegaan. Maar op de een of andere manier voelde ik me toch erg bekocht. Misschien had dat te maken met een andere lichte teleurstelling die ik net achter de rug had – maar dan in het lees-departement. Voor mijn verjaardag kreeg ik van iemand het boek De larf (2002) van Midas Dekkers. Aangezien ik wel toe was aan wat lichtere lectuur na mijn ontmoeting met Joseph Stalin en zijn hofhouding, ben ik daarmee het bed eens ingedoken. En inderdaad: het is in alle opzichten leeswerk van ruimschoots kleiner kaliber dan de literaire krachtpatserij van Montefiore.
De larf van Midas Dekkers is een aangenaam boek om te lezen en het is verteld in een plezierige vertelstijl.… als je niet veel gewend bent. Houd me ten goede, Dekkers levert hier een kundig stukje werk af, maar als je meer leest dan de gemiddelde Nederlander pleegt te doen, dan gaat het toch vrij snel vervelen. Tijdens het lezen hoor je Midas praten en je ziet zijn gezicht voor je, alsof hij je persoonlijk toespreekt. Op zich is dat niet erg, want hij is geen onsympathieke verschijning, maar het geeft wel aan dat hij erg zwaar leunt op zijn typische Midasticiteit. Het zit hem in zijn taalgebruik, zijn wrange en soms bizarre humor, zijn onverwachte vergelijkingen; het zijn allemaal overbekende “maniertjes” aan het worden. Zeker als je hem regelmatig op TV hebt gezien, dan kun je zijn tekst bijna voorspellen. En het is die familiariteit die me na al die pagina’s Midas wel heel erg tegen ging staan. Zo erg zelfs, dat het daardoor moeilijk was om mezelf bij de les te houden.
Het boek gaat over de mens in zijn larvenstadium. En daar zal ik het hier bij laten, omdat ik teveel zou verraden als ik meer uit de doeken doe. Dat geeft op zich ook aan hoe ondiep het boek eigenlijk is. Ik vermoed dat het is gericht op Jan met de Pet, die niet veel leest en die iets snels voor in de trein zoekt. Diepgang is hier niet te verwachten en wat ingewikkeldheid betreft moet dit boek voor de zeer brede massa eenvoudig weg te happen zijn. Het is als het ware een stuiversromannetje onder de biologieboeken… of zoiets dan. Het is lekker knapperig, hapklaar en licht verteerbaar. En ik gun Dekkers natuurlijk de boterham die de populaire markt ongetwijfeld voor hem te bieden heeft.
Ik ben in het voorafgaande misschien niet erg positief over het boek. Toch heb ik inhoudelijk wel wat van Midas geleerd, en onderhoudend mag het boek ook zeker genoemd worden. Het is alleen als je op zoek bent naar iets serieuzer werk, dat je dan niet bij hem moet zijn. Gelukkig weten we dat van Dekkers, dus iets nieuws zeg ik daar niet mee. Bovendien biedt het niveau een belangrijk voordeel. Ik ga het boek bewaren voor mijn kinderen, die binnenkort op de leeftijd komen dat ze zich door Dekkers’ schrijfstijl goed laten aanspreken. Dat komt mooi uit, want ze leren dan gelijk hoe ze zelf in elkaar zitten en waarom het voor hen net lijkt alsof de hele wereld op zijn kop staat. Want zo is het uiteindelijk wel: als je puberende kinderen hebt, dan zorgt Midas toch voor een lichtpuntje aan het einde van de adolescente tunnel – en ook aan die van hun ouders.