Als ze er zijn (geweest) dan lijkt het er vooralsnog op dat ze erg klein zijn (waren): de Marsmannetjes. Het zijn dan ook geen mannetjes maar tot nader order bacteriën of iets wat er op lijkt. Zoals wordt gesteld in de media is de waarneming nog niet eenduidig en minstens gedeeltelijk speculatief. Er worden schommelingen in de methaan-spiegel van de Martiaanse atmosfeer gemeten en er zijn organische moleculen gevonden. Wetenschappelijk is het dan nog veel te vroeg om te juichen, maar ik sta al in de startblokken. Mijn grootste hoopgever hierbij is de observatie dat leven (op aarde)” op de gekste plaatsen voorkomt, ook daar waar je het absoluut niet zou verwachten, zoals in superhete en van de ammoniak vergeven geisers op de zeebodem.
Nu is het al zo dat de doorsnee gelovige, die het scheppingsverhaal heel puristisch aanhangt, een probleem heeft als hij “het leven” wil verklaren. Daarom stoppen de creationisten de geschiedenis van de dino’s schaamteloos diep weg, ergens in de afgelopen 4.000 jaar. Het gebrek aan overlevende dinosauriërs is gelegen in het feit dat ze “te groot waren om in de ark te passen”. Er zijn ook hele andere theorieën trouwens.
Een dergelijke vergaande zelfverkozen deceptie is best charmant en misschien ook nog wel met droge ogen vol te houden, omdat het bijbelverhaal zich vooral hier op onze planeet afspeelt. Er is voor de doorsnee christen best mee weg te komen om zichzelf zo voor de gek te houden door de biologische tijdlijn extreem in de dikken. Maar nu de ontdekking van leven op een andere planeet voor de deur staat, zal dat foefje een stuk ingewikkelder worden. Het is namelijk heel niet eenvoudig om Martiaans leven in het bijbelverhaal te zien; althans, dat denk ik. Maar ik ben geen bijbel-specialist. Ik kan dus ook geen degelijke bijgewerkte interpretatie van het Genesis-verhaal bieden, om daar het eventueel nog te vinden leven op Mars een beetje netjes in te puzzelen. De christenen kennende komen ze daar echter wel uit. Ik heb ze wel gekkere dingen horen zeggen.