Economen zijn geen echte wetenschappers. Dat weten ze zelf ook maar ze zullen daarover niet snel hun mond opentrekken. Economie lijkt zich vooral bezig te houden met zogenaamde waardevrije economische modellen, waarop ze naar hartelust kunnen rekenen en pielen en waarover ze dikke boeken kunnen schrijven. Het zijn vaak modellen – denk ik als niet-econoom – die aan een van de zelfbedachte hoofdstromingen binnen de economie gerelateerd zijn. Wat ze niet lijken te doen is kijken naar de wereld om zich heen om daarvan een handzame beschrijving te maken in de vorm van een toetsbaar mechanisme, om vervolgens – na experiment en onderzoek – een ingreep te doen die een probleem oplost. Vandaar mijn misschien wat harde oordeel over de wetenschappelijkheid van de tak van sport die economie heet.
Het is dus niet verwonderlijk dat de econoom van vandaag niet meer zo goed weet wat hij met de wereld van (ook) vandaag aanmoet. Volgens mij is dat zelfs een oud economenprobleem. We zijn nu echter vergaand geglobaliseerd en wat geen econoom heeft zien aankomen is de impact van de laatste globale revolutie: het Internet en al haar spin-offs, inclusief side-shows zoals bijvoorbeeld 3D-printing. Die twee technologieën alleen al zorgen voor een enorme omwenteling in onze industriële werkelijkheid en zullen daarom sterke effecten hebben op – hoe kan het ook anders – onze economie. De productie van componenten kan lokaal en zeer kleinschalig gebeuren tegen een hele lage prijs en de gegevens op basis waarvan die productie plaatsvindt kunnen binnen seconden van de leverancier naar de fabrikant geschoten worden; waar deze zich ook bevinden en welk maatwerk er ook nodig is. Ofwel, we zitten voor steeds minder dingen nog vastgebakken aan fabrieken met dure productiemiddelen en kostbare product-cycli. Zodra het materiaal waarin we iets produceren niet meer uitmaakt voor de volgende generaties 3D printers of de on-line CAM-machines, is het hek definitief van de dam. Ik kan me zomaar voorstellen dat we dit moment al bijna voorbij zijn, maar daar wil ik vanaf zijn.
Er is dus heel snel veel aan het veranderen in onze oude wereld van fabrieken, fabrikanten, kapitalisten en niet te vergeten het hele industriële productieparadigma. Wat dat praktisch gaat inhouden voor onze economie kan ik slechts raden, alhoewel ik wat rudimentaire ideeën heb (voor latere elaboratie). Wat ik nu wel constateer is dat er in de pers steeds vaker naar boven komt dat het protectionisme weer hip begint te worden en dat om allerlei redenen de rek uit de wereldeconomie lijkt te zijn. Dat laatste heeft direct te maken met veranderende productiewijzen, die weer hun weerslag hebben op bijvoorbeeld de aantrekkelijkheid van lagelonenlanden. En door de afnemende armoede in die landen neemt daar de interne markt weer toe, wat een focus op een externe markt doet verminderen.
Dat we aan een plafond zitten klinkt gevaarlijk, omdat we als bewoners van het vrije westen geneigd zijn te denken dat internationale (vrij)handel goed is voor iedereen. Een land kan industrialiseren als het iets maakt dat de rest van de planeet wil hebben. Dat kan hele segmenten van de bevolking uit de armoede trekken, om maar eens een zijstraat te noemen. Anderzijds, als het om pure resources gaat zoals diamanten of olie, dan houdt dat in de regel juist een land achterlijk en onderontwikkeld. Daar is zelfs een naam voor :“The Dutch Disease”. Vrijhandel was vooralsnog heilig en protectionisme wordt in het algemeen als iets slechts gezien omdat het de vrije handel in de weg staat. Ik twijfel echter – niet gehinderd door hoogvliegende economische inzichten – steeds harder aan dit inzicht.
Met het verzet tegen TTIP en TPP wordt steeds duidelijker dat de kapitalisten wel profiteren van de globalisering, maar bijvoorbeeld niet de lokale boeren. Tussen hen en de wereld(markt) zitten coöperaties, handelaren en speculanten, die rijk worden van de wegvallende grenzen en de aanpalende tarieven, maar die al die besparingen verder in hun zak steken. De boeren krijgen niets extra’s. Met ander sectoren zou het ook zo kunnen werken. Het is dus maar de vraag hoe goed de globalisering eigenlijk is, of hoe slecht protectionisme. Dat laatste ondersteunt de lokale economieën dus op zich is daar niet veel op tegen ben ik als leek geneigd te denken. En wat we niet moeten vergeten is de enorme milieubelasting die alle vrije handel met zich meebrengt. Als die grotendeels wegvalt dan is dat toch juist gunstig? Wilden we niet juist terug naar lokalisering van productie, landbouw en zelfs energievoorziening, als tegengas voor het klimaat-debacle waarin we ons nu bevinden?
De veranderende wereld vergt verandering van denken over de globale economie. Ik hoop dat de nieuwe generaties economen dat door gaan krijgen. Kijkend naar het curriculum van de economische faculteiten wordt door verschillende commentatoren die er iets vanaf weten echter gesteld dat de oude theorieën nog steeds worden onderwezen en dat de nieuwe economie vooral van de academische vrijbuiters moet komen. Als dat zo is kunnen ze er, als ze dan toch bezig zijn, gelijk een grote-mensen wetenschap van maken.
Achtergrond: VK 13 september 2016: Peter de Waard – Wereldhandel is op de terugtocht