We hebben weer eens ongelofelijk veel geluk gehad. In de nacht van woensdag 31 juli op donderdag 1 augustus zijn we op een haar na geraakt door een stuk ruimtesteen met een doorsnede van ongeveer 100 meter. Het vloog op zo’n 71.000 kilometer afstand tussen de maan en de aarde door. Ter vergelijking: de parkeerhoogte van een huis-tuin-en-keuken satelliet is slechts de helft van die afstand, zo’n 36.000 kilometer; de maan staat iets minder dan 400.000 kilometer bij ons vandaan. Het stuk puin dat langs onze planeet scheerde deed dat dus op ruim minder dan 20% van de afstand Aarde-Maan. In kosmische termen is dat een authentieke “near miss”; of beter, het was bijna raak!
De Toengoeska-explosie die in 1908 minstens 2.000 vierkante kilometer bos platlegde, moet ongeveer deze maat hebben gehad. Ondanks dat de Toengoeska-steen op 8 kilometer hoogte in de atmosfeer explodeerde en het aardoppervlak niet raakte, was de schade aan land enorm.
Het behoeft weinig fantasie om je voor te stellen wat deze recente rots voor een spoor van vernieling had getrokken als hij was geklapt boven een stedelijk gebied zoals de Randstad. Daar zou nu weinig meer van over zijn. Het Nederlandse volk zou zijn gedecimeerd tot op 10% van haar huidige grootte en de hippies die vinden dat we met minder mensen op deze aarde moeten wonen zouden op hun wenken zijn bediend.
Niet om het een of ander, maar ik overleef liever tot de respectabele leeftijd van een jaartje of 100. Ik heb er geen enkele behoefte aan om te worden verdampt door een extra-terrestiaal object waarmee ik geen enkele relatie heb. Het recente incident wijst echter op een reële kans dat dit kan gebeuren. We hebben niet alle ruimtepuin in de smiezen en we kunnen eigenlijk ook maar weinig doen als er echt een keer een eigenwijs stuk steen op ramkoers met onze planeet ligt.
Wat het ons leert is nederigheid. We zijn op kosmische schaal minuscuul, onbetekenend en heel erg kwetsbaar. We stellen als mensheid eigenlijk geen ene fluit voor.