Een snelle notitie voor het slapengaan…
Voor zover ik het begrepen heb ging economische groei altijd gepaard met een grotere druk op de natuurlijke grondstoffen. Er zit een logica in: hoe meer er geproduceerd, verwerkt en geconsumeerd wordt, hoe meer grondstoffen er nodig zijn om deze schijnbaar oneindige cyclus op gang te houden.
Ik ben zelf nog niet zo heel lang uit de vraag waarom de economie volgens het vigerende paradigma zou moeten groeien en waarom economische krimp als iets slechts gezien wordt.
Er lopen steeds meer mensen op deze planeet rond en die moeten allemaal op de een of andere manier in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Dat moeten ze in beginsel doen door te werken en een salaris te verdienen – of door iets te maken of te verhandelen en daar een winst over te boeken. Beide strategieën vereisen in ieder geval dat er een vraag is naar iets wat daarom ook gemaakt of verhandeld moet worden.
Hoe meer mensen er uit het systeem van productie, aanbod, vraag en consumptie een een inkomen moeten halen, hoe groter dat systeem moet zijn. Een groeiende mensenmassa vraagt in deze opzet daarom ook een permanent groeiende economie. En zo is het kringetje rond. Natuurlijk geldt dit principe alleen maar als je ervan uit gaat dat mensen moeten werken voor een inkomen en dat er een financiële drive moet zijn om mensen te motiveren tot actie en vervulling – en zelfs levensgeluk gebaseerd op hun gepercipieerde nut. Geld maakt gelukkig, vooral als je bij de mensen hoort die er genoeg van hebben. Het is een principe waarover de protestanten en Max Weber het bijvoorbeeld al heel lang eens zijn.
Geld – of een equivalent daarvan – is voor zover ik weet al zolang we economieën hebben de meest belangrijke drijfveer voor de werkende mens en op plaatsen waar gepoogd is dat uit te schakelen is die economie dan ook hopeloos vastgelopen. Daarvoor kijken we gewoon even terug naar de Sovjet unie en het oude China. Geld blijkt een echte motivator te zijn en ook de inkomensongelijkheid en welstandsverschillen die uit onze huidige economische organisatie voortvloeien, zijn nog eens een extra smeermiddel voor hen die een materialistische inslag hebben. We willen over het algemeen allemaal alles groter, beter, sneller en hipper dan onze buren, vrienden en familieleden. Samengevat komt het er daarom op neer dat we met onze neiging naar meer welvaart er ook voor zorgen dat de geldeconomie in stand blijft.
Er zijn andere opties, maar dat is vooralsnog meer een Science Fiction succesverhaal dan iets anders. In de serie Star Trek – The Next Generation is geld bijvoorbeeld geheel onbelangrijk en vrijwel afwezig. Daar is de mens er vooral in geïnteresseerd om uit te blinken in de dingen die hij onderneemt. Geldbeluste sujetten die er wel zijn worden neergezet als monsters met overdreven grote oren en zeer buitenissige zeden. Dit zijn de Ferengi, op geld beluste haaibaaien, die het hun vrouwen uit fatsoen niet toestaan om thuis kleding te dragen. Ik bedoel maar. De boodschap die zou moeten overkomen betreffende deze soort is in ieder geval niet positief.
Het is belangrijk om te weten dat het hier boven overigens om een Amerikaanse SciFi serie gaat. Dat geeft een geinig perspectief aan het geheel. Geld verdienen is in de V.S. normaal maar dat zal met “de fatsoenlijk naakt thuiszittende vrouwen” niet het geval zijn neem ik aan. En nu ik dit zinnetje opschrijf moet ik ineens denken aan die andere groeimarkt: het verlenen van hand- en spandiensten voor betaling in natura – seks dus.
Op onze planeet lijkt het er op dat de aard van de economie voorlopig zal blijven zoals hij is: op geld, productie, arbeid en consumptie gebaseerd. En vanaf dat punt geëxtrapoleerd verwacht ik eigenlijk ook dat de druk op grondstoffen en energie daardoor zal blijven stijgen, waardoor we op een bepaald moment tegen de fysieke grens van de wereldeconomie zouden moeten aanlopen. En dan?
Ik zit momenteel te lezen in een boek dat op die vraag een antwoord heeft maar dat in beginsel ergens anders over gaat. Ik kom daar nog wel een keer op terug, maar wat er in het kort aan de zijlijn even wordt uitgelegd, is dat er een verschuiving plaatsvindt van een hulp- en grondstoffen gebaseerde economie naar een informatie gebaseerde economie. In de jaren 80 vertelde een van mijn docenten van het instituut waaraan ik toen studeerde me al eens dat Afrika (in de jaren 80) in de problemen zat vanwege de ontkoppeling die had plaatsgevonden tussen de economie en de productie van – en de handel in – grondstoffen. Dit uitte zich hier in Europa bijvoorbeeld in de sterke opkomst van de service-georiënteerde sector. Daarin ontstonden banen die veel minder vast zaten aan de fysieke aarde dan tot nog toe het geval was geweest, want een mijnwerker doet nu eenmaal iets anders dan een boekhouder. Europa had toen al lang een infrastructuur die dat kon faciliteren terwijl Afrika die niet had. En dat is op veel plaatsen op dat continent helaas nog steeds zo.
Momenteel zitten we – naar ik begrijp – midden in een verschuiving van de diensteneconomie naar een informatie economie. De handel in informatie, de fabricage en de consumptie ervan, worden steeds bredere peilers waarop onze samenleving staat en haar brood verdient. Informatie is een zogenaamde “commodity” geworden en wel eentje die minder belastend voor de planeet is dan bijvoorbeeld steenkool. En als ik om mij heen kijk en zie hoe groot bedrijven als Google, FaceBook en aanverwante initiatieven uiteindelijk worden als gevolg van die toenemende honger naar informatie, dan weet ik dat ik er niet helemaal naast kan zitten.
In de informatiebehoefte ligt de kern van de toekomstige economische groei binnen het paradigma van de geldeconomie. De economie kan zo eindeloos uitdijen, omdat er geen principiële grens is aan de hoeveelheid informatie die kan bestaan. Er is dus ook geen principiële grens aan de groei die een op informatie gebaseerde economie kan doormaken en daarom ook niet aan het aantal mensen dat er hun brood in zou kunnen verdienen. De enige beperking die er binnen die informatiemassa is, zit in de fantasie die alle visionairs, ontwikkelaars en andere info-wizzards samen met elkaar hebben en waarvan ze de vruchten in ontwikkeling steken. Met andere woorden: “even the sky is no limit.” Een zelfde principe zie je in de kunst. Daaraan zit ook geen grens. Er zal altijd iets nieuws gemaakt kunnen worden.
Alles wat hier staat klinkt nu nog wat onwennig en hier en daar misschien onlogisch. Ik ben nog maar kort met dit economie-ding bezig en heb dus nog veel tijd en leeswerk nodig om er wat vingers van betekenis achter te krijgen. Echter, het begin is er. Misschien ga ik straks uitkomen op de vraag: “Hoe bereiken we een Star Trek TNG toestand van de economie?” Hoe het ook zij, het is een zeer boeiend veld in een tijd van snelle bevolkingsgroei, een vrijwel complete globalisering van het dagelijkse leven – in ieder geval voor iedereen in de “eerste” wereld – en een groeiend toegangspotentieel tot informatie voor bijna iedereen op deze planeet.
Ik had het geloof ik al eens ergens gezegd, maar ik doe het gewoon nog een keer: “Dit is mijn tijd!”