Op 1 september j.l. heeft Sybrand Buma, voorganger van het CDA, de HJ Schoo lezing gegeven. Deze wordt elk jaar georganiseerd door het opinieblad Elsevier, dus traditioneel getrouw mis ik dit volledig. Mijn signatuur weerhoudt mij in de regel om dit veel te rechtse periodiekje te volgen, laat staan dat ik mij met een door haar georganiseerde lezingencyclus inlaat. Het is daarom goed dat ik af en toe door flexibelere mensen dan ikzelf word ingefluisterd om eens ergens naar te kijken, anders had ik dit epistel van Buma nooit gezien. Het is namelijk best interessant wat deze man stelt, zij het dat het oude wijn in nieuwe zakken is. Echter, ik houd van wijn, ook van oude wijn en de leeftijd van de zakken boeit me zelden.
Het betoog van Buma laat zich comprimeren tot een enkele zinsnede: De moderne mens is zijn identiteit kwijtgeraakt in de maalstroom van de individualisering. Het klinkt op het eerste oog als een aardig christelijke constatering, die de meerwaarde van de kerk als gemeenschap zou kunnen inleiden, maar dat is het niet. Die identiteit is namelijk door onze geschiedenis heen altijd iets geweest dat door “de groep” (in de breedste zin van het woord) werd bepaald; om het even of dit een christelijke, joodse, communistische, fascistische of nationaalsocialistische gemeenschap was.
Ik wil er vanaf zijn wanneer de kentering is begonnen, maar ik vermoed dat het opkomende hippie-dom aan het einde van de jaren 1960 én de daaraan verbonden gezagscrisis, aardig in de buurt het schuldige moment komen. Tot die tijd bestond het individu nauwelijks en werden mensen vooral gedefinieerd door hun sociale bedding, hun klasse (lees: afkomst) of, in de feodale tijd, door wie hun eigenaar was. (Er is geen lijfeigene die ooit over zijn karma heeft nagedacht, daarvoor durf ik mijn hand in het vuur te steken.) Om het qua tijd echter niet al te ver van huis te zoeken: tot de tweede helft van de vorige eeuw dacht niemand na over zelfontplooiing, individualiteit of het vervullen van allerlei persoonlijk-emotionele ambities. Het ego en de identiteit van de particuliere persoon werden gevormd en onderhouden door de groep waarin deze groot werd gebracht, met het specifieke doel een goedwerkend lid van die gemeenschap te kweken. De attitudevorming die daar plaatsvond was allesomvattend en besloeg alle aspecten van goed burgerschap. Een moraliteit, een arbeidsethos, een mensbeeld en ga zo maar door, in alles werd door de gemeenschap voorzien.
Die identiteit-vormende gemeenschappen hoeven niet confessioneel van aard te zijn, zoals ik al stelde. Elke ideologie/religie heeft wat dat aangaat hetzelfde doel: de leden van de groep opnemen, consolideren en opvoeden in de waarden-structuur die zij aanhangt en ervoor zorgen dat het lid deze uiteindelijk ook zelf propageert. Zo ontstaat een zelfreplicerend systeem van normen en waarden, waaraan elk groepslid zich kan houden en waaraan het de nominale zin van zijn leven kan ontlenen. Om hetzelfde iets anders te formuleren: een geloofs- of ideologische gemeenschap geeft het leven van de leden zin door het een stelsel van normen, waarden, regels en dogma’s te bieden, die het lid in het collectieve – vaak burgerlijk – gareel kunnen houden. Dat geldt zoals gezegd voor alle gezindten. Zowel de confessionele spelers op de moraalmarkt als de klassiek (meer of minder expliciet) atheïstisch georiënteerde stromingen – zoals communisten, socialisten, fascisten en nationaalsocialisten – beschouwen het individu als ondergeschikt aan het collectieve belang en voeden het in die zin ook expliciet op. Sterker nog, als ik goed nadenk over dé gedoodverfde anti-autoritairen, de anarchisten, dan geldt voor die tak van sport precies hetzelfde. Het sterkste instituut onder anarchisten en autonomen is sociale controle en dat is volledig gericht op het naleven van “de leer”, wat die dan ook zijn moge.
Hier wordt gelijk het probleem van Buma duidelijk. Hij slaat de spijker op zijn kop met de constatering dat de verbondenheid tussen de mens en zijn traditioneel identiteit-vormende groep in rap tempo is verwaterd. Ideologieën lijken hier in Nederland bijna niet meer te bestaan; iets wat zich duidelijk laat bemerken in de afname van het kerkbezoek en het teruglopende ledental bij politieke partijen. Er lijkt hier nog maar één religie te prevaleren en dat is het humanisme. De mens wordt daarin centraal gesteld, met al zijn individuele eigenaardigheden, wensen en ambities, waarbij de gemeenschap uiteindelijk de grote verliezer wordt. De grootste winnaar is die ideologieloze politieke stroming die we populisme noemen.
Buma pleit voor een nieuw elan in de opvoeding van de mens als onderdeel van een identiteit-vormende gemeenschap die haar betekenis moet herwinnen. Ik ben het daar van harte mee eens, zij het dat we ideologisch ver uit elkaar liggen en ik draconische instrumenten zoals het verplichte Wilhelmus niet zie zitten. Het oude socialistische opvoedmodel – de ideologische scholing van burgers door politieke commissarissen in werkelijk elke uithoek van de samenleving – krijgt ook mijn handen niet op elkaar; evenmin als een verstikkende kerk. Toch moet er iets zijn dat van mensen burgers maakt, die zich het lot van de wereld en de mensheid oprecht aantrekken. Iets wat ze leert hoe ze zich als goede gemeenschapsbewoners horen te gedragen. De huidige instituten volstaan daarin niet. De moderne mens heeft de keuze om zich door de gemeenschap te laten opvoeden of niet. Het gevolg is, zo stelt Buma terecht, dat er een hele grote groep mensen is ontstaan die geen – of slechts een halfwerkend – moreel kompas heeft, dat zeer gevoelig is voor populistische corruptie. Je kunt vinden van die individuele vrijheid wat je wilt, maar de richting die onze cultuur nu ingaat is niet onverdeeld gewenst; tenzij je een rabiaat neoliberaal bent natuurlijk.
Voor de liefhebber: de HJ Schoo lezing van Buma.