Ik ben er niet een om een open doel te laten rondslingeren zonder daar een punt van te maken. Ook in het intrappen van open deuren ben ik redelijk bedreven. Die twee samen dwingen mijn pen tot de haast stereotype observatie dat het natuurlijk heel logisch is dat lesbische stellen vaker scheiden dan herenhomostellen. Het is eigenlijk best gek dat dit vandaag ineens in de krant staat.
Maar dat heeft natuurlijk te maken met het jubileum van vandaag. Morgen is het precies 15 jaar geleden dat de eerste gelijkgesekste mensen met elkaar in het huwelijk konden treden. Nederland was daarmee de eerste op deze planeet en gelukkig zijn er daarna nog veel landen gevolgd; zij het veel te weinig. We zouden pas tevreden moeten zijn als elk door ons beschaafd gevonden land het homohuwelijk toestaat alsof het heel gewoon is. Voorlopig is dat zelfs niet in heel West-Europa het geval.
De openstelling van het instituut huwelijk voor de dames en heren homo’s levert geinige statistieken op, die er niet zouden zijn als alleen dat saaie heterohuwelijk had bestaan. We kunnen een vergelijking trekken tussen de verschillende seksen en hun huwelijksattitude gecontroleerd op geslachtspaar. In het Nederlands: we kunnen door het bestaan van man-man‑, man-vrouw- en vrouw-vrouw-huwelijken iets gaan vinden van mannen en vrouwen op basis van karakteristieken die we in de grotemensenwereld kunnen meten. Daarmee is gelijk gezegd dat deze statistieken over mannen en vrouwen in een land waar homohuwelijken niet zijn toegestaan niet beschikbaar zijn. Ik vraag mij na vandaag af welke rijkdom er aan specifieke data over mannen en vrouwen eigenlijk alleen boven tafel komt als je een gehuwdenpopulatie zoals die van ons hebt.
Eén aanzet is er alvast gegeven in de pers van vandaag: het blijkt dat dames-dames-huwelijken twee maal zo vaak (100% meer!) stranden als heren-heren-huwelijken. Dit strookt met mijn eigen beperkte observatie van in de jaren ondertussen vijf gehuwde lesbische stellen, die allemaal uit elkaar zijn. Het dameshomohuwelijk lijkt niet super stabiel te zijn, terwijl het herenhomohuwelijk dat wel is. Sterker nog: die laatste is zelfs stabieler dan het reguliere heterohuwelijk. Kunnen we die rariteit verklaren?
Er wordt wel wat geroepen in het persbericht, namelijk die eeuwige platitude over de onzekerheid van vrouwen. Ik ben echter geneigd om er heel iets anders over te denken. Volgens mij zijn de meeste dames gewoon net een tikkie conflictgemotiveerder dan de meeste mannen dat zijn, (ik heb wel horen stellen dat het notoire ruziezoekers zijn) dus mij verbaast het in het geheel niet dat herenhomohuwelijken het stabielst blijken.” De data over het scheidingspercentage van de drie soorten huwelijken laten duidelijk zien dat het met die vrouwen slecht kerseneten kan zijn, vooral als je ermee getrouwd bent. Als er dan ook nog eens twee personen binnen hetzelfde huwelijk om de suprematie van het gelijk strijden, iets wat elke intelligente gehuwde man zal nalaten, dan gaat het natuurlijk mis. Bij twee heren gebeurt dat derhalve (bijna) niet en bij een heterostel zal de man binnen het verbond in de regel proberen om ruzie te vermijden. Althans, dat is in het normale geval zo. Uitzonderingen, zoals mannen die niets liever doen dan ruzie maken, zijn er natuurlijk altijd.
Mannen zijn relaxter als het om interpersoonlijke issues gaat. Dat lijkt dus zelfs zo te zijn voor de homoseksuele man, die ikzelf regelmatig en – zo nu blijkt – onterecht heb geassocieerd met ruziezoekers, met als uiterste manifestatie die beruchte relnicht. Is dat wat. Weer wat geleerd. Fijn zo’n dag.