De namen Julian Assange en Edward Snowden zijn voor mij synoniemen voor “Klokkenluiders Met Lef” en wel, zoals hier, met een grote “L”. Ik heb een huizenhoog respect voor die jongens, omdat ze onverschrokken ten strijde trekken tegen de grote machten van deze wereld. Ze doen dat met gevaar voor lijf en ledenen en in de wetenschap dat hun toekomst voor eens en voor altijd is verwoest. Mij zul je het niet zien doen. Ik hecht daarvoor teveel aan mijn positie als kostwinner voor een gezin van vier + twee katten.
En dan nog, ik ben ambtenaar bij een club waarbij voor zover ik kan overzien niet veel mis is; in ieder geval niet van het kaliber dat een klokkenluider nodig heeft. Er gebeurt wel van alles dat niet door de beugel zou moeten gaan, maar daarmee wordt voor zover ik kan overzien op een goede manier gedeald. Toegegeven: ik werk dan ook niet op een ministerie.
Ministeries hebben, als ik de berichtgeving van de laatste dagen moet geloven, een minstens tweeledige makke die ze als plek van duistere aangelegenheden kwalificeert. Ten eerste zijn het – zo vertellen mij diverse ministeriële ambtenaren – broedplaatsen van politicisme en belangengedreven functionarissen, die het met hun integriteit niet zo nauw nemen. Op een departement van 2.000 mensen is 1% vullis al genoeg voor 20 rotte appels. En als die hoog genoeg in de boom hangen, dan kan dat bijzonder schadelijk zijn, zowel voor het ministerie zelf als voor haar taak als voor haar mensen en het land. Ten tweede worden mensen die misstanden aan de kaak stellen in een dergelijke omgeving vogelvrij verklaard en wordt er actief jacht op ze gemaakt. Het doel daarbij is om hun carrière te frustreren, ze te vervolgen of om ze weg te pesten. Ofwel, er wordt gericht en moedwillig voor gezorgd dat misstanden buiten beeld blijven. Dat is de trieste realiteit die ik de laatste twee dagen uit de media verneem en die in het verlengde ligt van “De Teeven-deal”, waarbij een crimineel een bijzonder lucratieve handel heeft kunnen scoren met het Ministerie van Justitie en waarover een staatssecretaris (Teeven) én een minister (Opstelten) zijn gestruikeld.
De val van de bewindslieden is het directe gevolg van een doofpotpoging van de top van Justitie rond de Teeven-deal. Hoeveel ambtenaren daar als bijkomende schade zijn geofferd wil ik niet eens weten. In het algemeen krijg ik van deze verhalen het zeer onprettige gevoel dat de rotte elementen binnen het staatsapparaat hier net zo goed worden beschermd als in Italië, dat toch bekend staat als een beerput van corruptie en banditisme. Zo te zien lijkt het mij hier te lande niet echt veel beter te zijn, maar ik hoop dat ik ongelijk heb.
De term “bananenrepubliek” ligt voor in mij mond. Het verontwaardigt me tot het uiterste dat er strafexpedities worden gehouden tegen eerlijke mensen die binnen de ambtelijke apparaten waarin zij werken misstanden aan de kaak stellen. Zij zouden juist beschermd, geprezen, beloond en eventueel gepromoveerd moeten worden en het zijn juist de scheve-schaatsrijders die een fikse aanpak verdienen. Zo krik je de gemiddelde integriteit van een organisatie met problemen op. Ik krijg de indruk dat veel mensen dat vinden, maar dat het nog niet veel uit heeft gemaakt voor de veiligheid van de klokkenluiders. Daarbij vraag ik mij af waarom dat is. Is integriteit een sprookje? Of hebben we hier met collectieve cognitieve dissonantie te maken? Wie het weet mag het zeggen.