Ik vroeg me al een tijdje af wat ons bestaansrecht eigenlijk nog is. We vervuilen onze planeet op een afschuwelijke manier, waarbij we plastics, zware metalen, synthetische giffen en ga zo maar door in ons milieu dumpen. We hebben – begrijp ik gisteren uit het nieuws – wereldwijd in nog geen 40 jaar meer dan 60% van onze wilde fauna het leven uit gekregen en wat onze flora betreft zal het niet veel beter zijn. Over onze atmosfeer zeg ik om een acute depressie te voorkomen maar even niets. Het resultaat op mijn welbevinden is dat ik – geheel conform hippie-termen – soms geneigd ben te denken dat de wereld veel beter af zou zijn zonder de mensheid.
Het ligt als correctie op onze ondertussen zeer ongewenste aanwezigheid voor de hand dat we de eer aan onszelf houden en zorgen voor ons vertrek. Helaas is het niet zo simpel. De wereld van mensen ontdoen was zinvol geweest vóórdat we de tent op het huidige niveau hadden verpest. Dan was de menselijke vervuiling er nooit geweest en dan hadden al die wilde diertjes en plantjes die er nu niet meer zijn nog bestaan. Ook de atmosfeer was er veel beter aan toe geweest dan en had niet het verzadigde toxische niveau van nu gehad. Maar op dit moment heeft het geen zin om de aarde van ons mensen te bevrijden en is het zelfs niet wenselijk meer.
Er klopt dus iets niet aan de (in het circuit van de alternatieve radikalinsky’s populaire) stelling dat het uitsterven van de mens een goede zaak voor de planeet zou zijn. Niet meer, in ieder geval. Ons collectieve en totale verscheiden zou de grootste druk dan wel direct van de planetaire ketel halen, doordat de menselijke CO“²-omissies direct zouden stoppen, maar dat voldoet niet meer. Na een periode van ongeveer 100.000 jaar na date-zero is er niet veel spoor meer van onze aanwezigheid over. (Dit wordt allemaal haarfijn en op een hele grafische manier uitgelegd en getoond, in die geniale serie van History Channel, genaamd “Life After People” (2009)). Het jammere is echter dat we hier al geweest zijn en de grootste vervuiling al gedumpt hebben. Wie precies wil weten wat vanaf het jaar 1977 tot nu onze destructieve en rampzalige impact op de planeet is geweest, leze het laatste exemplaar van het “World Wildlife Fund – Living Planet Report” (2018). Met een minimum aan fantasie is daaruit af te leiden en aan toe te voegen, wat we vanaf het moment van industrialisering – van ongeveer 150 jaar geleden tot nu – verprutst hebben. Als je daarover nadenkt dan wordt je onpasselijk en als het meezit nog een rabiaat misantroop op de koop toe ook.
Er is nog hoop. Als we hier gezamenlijk de plaat zouden poetsen door een massale uitsterving – bijvoorbeeld als effect van een belangeloze asteroïde met een missie – dan is de rest van de flora/fauna voor heel even geholpen, maar de grootste problemen zullen dan blijven bestaan. De vervuiling en de aanpalende extinctie die we decennia-lang zorgvuldig hebben opgebouwd en gecultiveerd zijn er dan nog steeds en de meeste van onze milieu-effecten gaan ook niet vanzelf verdwijnen. Daar moeten we wel iets voor doen.
Het bovenstaande inzicht is niet ongunstig, want het geeft ons gifmengers en seriesoortmoordenaars het ultieme excuus voor onze continuïteit:
We moeten onze puinzooi opruimen en ervoor zorgen dat de planeet wordt hersteld naar het ecologische niveau van pak hem beet het jaar 1700…”
Om dat zo ver te krijgen is ons overleven instrumenteel. Zonder Homo Sapiens en haar SuperHigh-Tech – die andere vereiste voor een leefbare toekomst – lukt de natuur dat niet. Ons uitsterven zou dus gek genoeg uiterst amoreel zijn en de planeet achterlaten in een hopeloze, onherstelbare en mensgemaakte chaos. Ik ben er voor om dát niet te doen… Daarnaast hebben we natuurlijk de standaard evolutionaire verantwoordelijkheid om onze genen te prolifereren.