Momenteel (winter 2010) zendt Discovery een documentaireserie uit die wordt gepresenteerd door Morgan Freeman. De serie heet “Through the Wormhole” en hij is (voor mij) begonnen met een uiterst interessant idee. Het is waarschijnlijk niet geheel toevallig dat de serie gelijk opent met de meest interessante vraag die er voor velen is, namelijk: “Is er een schepper?” Aflevering één bevat een aantal boeiende proposities, die allemaal het bekijken waard zijn, maar er zat er één tussen die wel heel bijzonder en radicaal was. In het kort komt die erop neer dat wij leven in een simulatie, die gemaakt is door een hele slimme nerd met een gigantische computer, en die nerd is er een van ons zelf maar dan uit/in de verre toekomst. Ergo: god, dat zijn wij, maar dan wel pas over een hele lange tijd!
Eerst iets tussendoor: als je iets weet van de wet van Moore, dan kun je ruwweg uitrekenen dat er over een jaar of 10 computers bestaan die 500 maal krachtiger zijn dan het menselijke brein. Dat is een kleine correctie naar de werkelijkheid – die ondertussen harder gaat dan Moore voorspelde – meegerekend. Maar afgezien van wat haarkloverij over de snelheid waarmee een en ander gaat plaatsgrijpen is het meest boeiende toch wel de notie dat wij binnen heel korte tijd niet meer de meest intelligente wezens op deze planeet zullen zijn. Dat ga ik nog mag meemaken.…
De redenering over onze plek in een simulatie gaat als volgt: Als je zou bedenken wat een god zou moeten kunnen in het werkelijke leven, dan kom je op een aantal zaken uit: beschikken over leven en dood, het scheppen van een wereld met alles erop en eraan en af en toe de natuurwetten van dit universum kunnen veranderen voor eigen doeleinden. Dat is het wel zo’n beetje. Het geinige is dat ontwerpers van simulaties precies dat doen. Maar er is meer: als je een simulatie op een scherm steeds beter bekijkt door in te zoomen tot op het bot zogezegd, dan zie je op een gegeven moment dat alles is opgebouwd uit pixels. Het maakt daarbij niet uit hoe gedetailleerd de uitwerking of hoe hoog de resolutie is. Je komt altijd bij de pixels uit.
Het werkelijke leven is ook zo opgebouwd. Er zijn vergelijkingen mogelijk tussen gesimuleerde en echte werelden. Als je dieper en dieper op materie inzoomt, dan kom je ook uit bij de pixels. Die heten dan wel “elementaire deeltjes”, waaruit vervolgens de atomen zijn opgebouwd, maar het zijn de kleinste eenheden die er zijn. De pixels zijn ook gekwantificeerd, samen met alle andere dingen binnen de simulaties, en wederom ook net als in de werkelijke wereld. Sinds de kwantummechanica weten we dat “in het echt” alles bestaat uit materie in discrete eenheden (kwanta) en niet uit een warrige blob van “spul” of energie. En nog iets leuks: sinds diezelfde kwantummechanica weten we ook dat er een verschil zit in hoe de wereld zich gedraagt wanneer je die observeert en wanneer je dat niet doet. Ik zal hier niet ingaan op de nitty-gritty daarvan, maar het heeft te maken met in elkaar klappende kwantum staten en golf functies. En dat is in simulaties ook zo: daar waar je toevallig naar kijkt wordt alles zuiver weergegeven; daar waar je niet kijkt, bestaat er ook niets.
In de wereld om ons heen is alles gekwantificeerd. En wanneer alles gekwantificeerd is, kun je alles calculeren. Je hebt alleen hele sterke machines nodig die over niet al te lange tijd werkelijkheid zijn. Met andere woorden: onze wereld lijkt zo veel op een simulatie en zou ook zo gemaakt kunnen zijn; misschien is het er ook wel een. Ze lijkt allerlei kenmerken die een simulatie zouden suggereren, in zich te hebben. En die notie is erg boeiend.
Op zich is dit idee geen filosofisch novum. We kennen dat ondertussen wel: van “het leven is een droom en bestaat alleen maar in je hoofd” tot “als je eenmaal een zuiver realistische simulatie in gaat (ah la het StarTrek Holodeck) dan kun je in principe nooit meer weten of je daar ooit nog bent uitgekomen”.
Maar het echte radicale in het idee hierboven is dat de simulatoren, die onze wereld gebouwd hebben, wijzelf in de verre toekomst zouden zijn! En het is juist dit idee dat ik zo boeiend vind. Het hoeft nergens op te slaan, maar het klinkt een stuk plausibeler dan het klassieke gods-idee. En het verklaart gelijk een heleboel domme menselijkheid in het godsbeeld. Kindersterfte en natuurrampen? Als god gewoon een mens is, maar dan een heel erg geavanceerde met een dikke computer, dan kan ik mij een heleboel stupiditeiten en ijdelheden bij zo’n opperwezen ineens veel beter voorstellen.
Het bovenstaande heeft enorme implicaties als er ook maar een kern van waarheid in zit. Anderzijds is “waarheid” wel een heel rekbaar begrip geworden als er ook maar iets klopt aan het idee an sich. Het zou kunnen dat ik iets over het hoofd zie en dat de theorie van onszelf als de simulator-goden achter onze wereld stuit op een fundamenteel filosofische barrière, maar ik zit helaas niet diep genoeg in die tak van sport om daar iets zinnigs over te kunnen stellen. Er is een bekend geval in dit perspectief namelijk teletransporteren: dat kan nu niet en “nooit niet”, omdat het ingaat tegen het Heisenberg onzekerheidsprincipe. Vandaar dat de transporters op de StarTrek ruimteschepen een “Heisenberg compensator” hebben. Toch zijn er hele volksstammen die denken dat het ooit gaat kunnen. Maar daarvoor is het een vereiste dat dit leven inderdaad een simulatie is.
Simulatie of niet, we zouden op de een of andere manier in staat moeten zijn om over de grenzen van ons eigen universum heen te kijken om iets verder te komen met de vraag wat we nu eigenlijk zijn en door wie we zijn gemaakt. Het zal nog wel even duren voordat we dat kunnen. Persoonlijk vind ik nog steeds het idee erg charmant dat we het gevolg zijn van een ordinair kosmisch toeval dat ons het leven in geschopt heeft. God is en blijft daarbij wat mij betreft geheel overbodig.