Ik ben een pointer tegengekomen die mij noopt iets minder negatief en oppervlakkig obstinaat over religie te zijn. Daar ga ik later nog meer over opschrijven. Voor nu: een belangrijke eye-opener is de gedachte dat religie natuurlijk een werkende overlevingsstrategie is geweest voor onze soort. Eigenlijk had ik dat nog nooit zo bekeken. Jammer wel. Ik had dat inzicht graag zelfstandig gehad. Kennelijk ben ik minder goochem dan ik wel eens denk te zijn als het over religie gaat.
Mijn standaard gedachte was dat religie eigenlijk nergens goed voor is anders dan voor de collectieve onderdrukking van het klootjesvolk. Dat ligt toch iets genuanceerder. Het feit dat de gezamenlijke kerken – maar vooral de Katholieke – toch voor een breed mecenaat gezorgd hebben, dat tot ver in onze tijd de schone kunsten heeft gedragen, is onmiskenbaar. Zonder kerk geen kunst. Zeker niet voor 1600. Zo is het toch heel lang geweest.
Nog zo een: de zalvende en rustgevende werking die van een geloof in iets hogers uitgaat, is ook echt voor de gelovige. Die rustgeving en acceptatie zijn niet zo namaak als god zelf. Wie zou dit de mensen die moeten klaarkomen met het harde bestaan van stervende geliefden, wegvallende banen en allesvernietigende natuurrampen willen ontzeggen? Ik niet. Het leven is niet eerlijk. Daarmee moet je het toch maar gewoon doen. En als je daarvoor god nodig hebt, waarom dan niet?
Er is meer. Religie is een al dan niet geïnstitutionaliseerde vorm van bijgeloof, met een moraliteit-vormende functie. Toen de mens in grotere groepen ging leven kreeg zij door dat er een controlemechanisme moest worden gezet op de menselijke tendens tot geweld, seksuele overdaad en egocentrisme. Met dat doel zijn leefregels bedacht, die – om meer indruk te maken – toegeschreven werden aan de goden, die zo vriendelijk waren ze weer terug te projecteren in de vorm van morele wetten. Dit gebeurde dan wel via heilige geschriften, profeten en priesters, want god zelf was even niet thuis. Maar hoe het ook zij; zonder die leefregels hadden wij ons steppeleven nooit kunnen ontstijgen en waren we waarschijnlijk al lang uitgestorven – omdat we elkaar wederzijds hadden doodgeslagen, opgegeten of (te) platgeneukt. Ons grote brein heeft ons ook hier gered. We zijn te slim geweest om uit te sterven door fenomenen als god en zijn alles-overziende keurmeestersblik te bedenken. Helemaal niet verkeerd eigenlijk.
Ondertussen weten we beter en kunnen we toegeven aan onszelf dat niet de goden maar wijzelf de auteurs van die leefregels zijn. Dat doet verder ook niets af aan hun geldigheid – of beter, aan de geldigheid van veel van die regels. Wij zullen niet stelen en moorden, niet de vrouwen van onze buren begeren en geen hulp aan een behoevende weigeren. Ofwel, we zullen niet egocentrisch, gewelddadig, bedrieglijk of van de gemeenschap los zijn, omdat we dat als gemeenschap niet kunnen en willen dragen.
Helaas komt met de secularisering van de samenleving een verzwakking van ons morele besef mee. Helaas gaan we minder geloven, zou ik haast zeggen. Een atheïst die stelt dat dat jammer is? Ja, want ik wil wel een werkend moreel besef bij mijn medeburgers zien. En als de libertijnse staat het nalaat om leefregels te stellen op het niveau van de menselijke moraal, wie moet het dan doen? Een redenaar met despotisch potentieel en een staatsidee dat onmenselijk is? Dan is een kerk misschien een minder kwaad.
Wat waren ze ook alweer, die hoofdzonden? En hoe goed kennen we jaloezie, hebzucht, kwaadheid, zelfmedelijden, onmatigheid, hoogmoed en wraak als componenten van ons eigen leven? Ik raad iedereen aan weer godvruchtig te worden als dat helpt om een beter mens te zijn. En heb je geen god nodig om dat te kunnen, dan is dat ook goed. Het gaat niet om god. Het gaat om goed.