Het boek Free Radicals” – The secret Anarchy of Science (2011) van Michael Brooks kwam ik voor het eerst tegen in een persbericht over één of andere gepuiste hacker. Benieuwd als ik gelijk was, heb ik mij het boek aangeschaft en ben ik gaan lezen. Want: “wat zou de connectie met de teeny-Hackers en dat boek kunnen zijn?” vroeg ik mij af. Er is tenslotte een andere soortgelijke connectie tussen een boek en die scene, en dat is tussen de Cyberpunk beweging in de tweede helft van de jaren 80 en het boek Neuromancer (1984) van William Gibson. En van het lezen van Gibson’s trilogie heb ik nooit een seconde spijt gehad. Het schept een band, zal ik maar zeggen.
Achteraf het persbericht nog eens goed bekijkend om te zien wat die code-snotneus nu eigenlijk had uitgespookt, kon ik me ineens veel minder goed voorstellen dat er enige politieke beweegredenen voor zijn handelingen waren. Laat staan dat er een anarchistisch principe achter zou zitten, waarmee een aanval op de IT infrastructuur van een of andere imperialistische entiteit kon worden gelegitimeerd. Niets van dit alles. De hacker in kwestie – Jake Davis – was gewoon een autistische laatpuber met vandalistische neigingen, die succesvol had ingebroken in een systeem dat domweg niet genoeg beveiligd was om die puistenkop buiten te houden. Een zielige vertoning dus eigenlijk.
Maar aan de positieve kant: ik heb daardoor wel het boek gelezen. En met mij als het goed is iedereen die het na haar verschijning in het nieuws en masse heeft gekocht. Dat zou een mooie meevaller zijn, want een brede verspreiding van de inzichten uit dit boek zouden goed zijn om de wetenschap en haar bedrijvers een wat realistischer imago bij het volk te geven. Dat slaat namelijk vaak helemaal nergens op, wat de gemeene mensch daarover denkt. En voor de auteur is de aandacht natuurlijk ook niet onprettig. Die kan subiet zijn oude Saab voor iets gelikters vervangen.
Een korte beschrijving van het boekje volstaat, daarna moet je het echt gaan lezen: het gaat over wetenschappers van naam en soms grote faam, die op de een of andere manier de regels van het wetenschappelijke spel hebben geschonden of gewoon aan de laars hebben gelapt, om daarmee een doorbraak te forceren die anders niet zou zijn gekomen. De algemene stelling achter dit gegeven, dat met veel anekdotes wordt uitgewerkt, is dat een wetenschapper moet beschikken over een zekere dosis anarchisme om tot nieuwe en ongekarteerde inzichten te komen.
Het bovenstaande is op zich geen wereldschokkende stelling, maar toch gaat hij in tegen het onderbuikgevoel dat veel mensen – die ik er ooit over heb gesproken – over wetenschap hebben. Daar hangt namelijk een soort onbewust Feynman-achtige verwachting omheen. Feynman legde ooit tijdens een subliem tv-college de volgende stappen uit:
Ten eerste doe je een (wel onderbouwde) gooi naar een verklaring voor je waarneming en stel je op basis daarvan een hypothese op. Beter gezegd: je stelt twee hypotheses op. De eerste hypothese, H‑0, stelt dat er geen verband zal zijn tussen het fenomeen dat je wilt verklaren en jouw toekomstige testresultaten. De tweede hypothese, H‑1, stelt dat er wel een verband zal zijn. Vervolgens ga je die hypotheses testen door middel van experimenten en/of eventueel ander onderzoek – en daaruit komt dan wel of geen verklaring voor het waargenomen fenomeen. In het laatste geval – H‑0 is waar, er is geen verband – doe je de cyclus opnieuw, totdat je iets vindt of je het zat bent. In het eerste geval – H1 is waar en wordt door data ondersteund, er is dus een verband – zullen je Popperiaanse collegae de zaak af en toe nog eens dunnetjes overdoen om te kijken of alles wel klopt. Dat heet dan falsificatie.
Zo zou het moeten gaan en zo denken de meeste mensen ook wel dat het gaat. De bovenstaande vlieger gaat echter niet altijd op. En dat levert toch zeer aardig leesvoer op. De eigenzinnige dwarsheid en onwetenschappelijke drive die veel wetenschappers van naam hebben (of hadden) is zeer boeiend om te zien. Je gaat bijna denken dat die lui ook maar gewoon mensen zijn. Die gedachte krijgt een onwillekeurig hoogtepunt in het hoofdstuk over de hooglopende kinnesinne die tussen de vakbroeders kan heersen. Het blijkt aldus, dat er geen gehaaidere mensen bestaan dan wetenschappers, omdat “de eerste zijn” die iets doet, waarneemt of bewijst, het belangrijkste is wat er in Academia schijnt te bestaan. Daarvoor wordt geen middel geschuwd, lijkt het. En daar hoort moord dus gewoon ook bij! Ik had het kunnen bedenken, maar toch was deze laatste ontboezeming nieuw voor mij.
Zo blijkt dat wat competitie betreft deze stoffige kenniswerkers veel erger zijn dan die hippe en emotionele kunstenaars. Die gunnen elkaar ook het licht in de ogen niet – iets wat ik zelf bij vele gelegenheden en openingen heb kunnen constateren – maar die proberen daarbij geen meters over de rug van een collega te maken. Dat heeft bij kunst ook veel minder zin, naar het schijnt.* Wetenschappers daarentegen, maakt dat niets uit. Die vallen elkaar publiekelijk keihard af als het moet. En ook als het niet moet trouwens.
Wetenschap blijft een boeiend veld om niet alleen in maar ook vooral over te lezen. Free Radicals is in ieder geval heel onderhoudend voor hen die veel affiniteit met deze tak van sport hebben. Daar reken ik mijzelf overigens ruim onder. Echter, ook voor de doorsnee leek biedt dit boekje aangenaam leesvermaak. Voor hen zit er zelfs nog een klein bonusje aan vast – en dat is dat ze iets meekrijgen van de actuele wetenschappelijke stand van zaken. Dit is één van die prettige manieren om het inzicht daarin wat ruimer te krijgen; gratis en voor niets bijgeleverd. Veel moeite hoef je er niet voor te doen en dat zou toch een goede motivatie voor veel mensen kunnen zijn…
*) Alhoewel: voor de geïnteresseerde, kijk voor de grap eens in de geschiedenis de “Dexys Midnight Runners”. Die band is ooit opgericht door Kevin Rowland, die het idee voor de line-up gewoon gepikt heeft van een collega musicus.….