Ik denk terug aan mijn eigen aantekening over de Duitse nalatenschap op deze planeet in het algemeen en in ons brave Nederland in het bijzonder. Ik kan daar sinds vandaag citerend uit De Volkskrant van vanochtend specifieker over worden. Want daarin staat een stukje over een speciale import die Duitsland in de jaren ’40 van de vorige eeuw heeft uitgevoerd en die de haardracht van vele Nederlandse dames in 1945 geen goed moet hebben gedaan.
Maar eerst die specificatie wat Nederland betreft. Onder het Duitse bezettingsregime zijn wat innovaties ingevoerd die toch best handig waren. In mei 1940 werd hier de Midden-Europese (CET) tijd ingevoerd. Die verving de Amsterdamse tijd, die alleen in Nederland gold en die – op 10 minuten na – midden tussen de Greenwich Meantime (GMT) en de CET tijd in lag. Daarmee conformeerde Nederland zich aan een internationale standaard. Op 1 januari 1941 kwam de kinderbijslag; op 1 november van dat jaar de verplichte ziekenfondsverzekering; in december werd het voorrang van rechts voor fietsers afgeschaft (Let Op: sinds mei 2001 weer van kracht); in april 1942 werd de vennootschapsbelasting ingevoerd; Vlieland en Terschelling werden in september van datzelfde jaar aan Friesland geplakt en per oktober 1943 voerden de Duitsers hier het zwemdiploma in. Ik wil niet veel zeggen, maar het zijn geen verkeerde zaken.
Een en ander was me al eerder duidelijk geworden. De spin-off van Duitsland is wat mij betreft door de geschiedenis heen vaker goed dan slecht geweest. Zelfs in de periode van 1939 tot 1945 is het niet alleen pikzwart en nationaalsocialistisch wat de klok slaat. Op industrieel en technologisch niveau – maar ook staatsrechtelijk – staat de verdienste van onze oosterburen als een forse paal boven water. Maar hoe zit het nu met die haardracht?
Simpel. We weten nog dat dames die amoureus consorteerden met de Duitsers werden afgeschilderd als “moffenhoeren”. Dat leverde ze na de oorlog, tijdens de welbekende en infame bijltjesdag, een kaalgeschoren en met hakenkruis gemenied hoofd op. Arme dames. Want volgende week kunnen we aan de Universiteit van Groningen – in het proefschrift van Laura Fahnenbruck – lezen dat die meiskes er wellicht niet zo veel aan konden doen. Volgens Fahnenbruck was het namelijk zo dat de Duitse soldaten werden gestimuleerd om seksuele relaties met Hollandse Meiden aan te knopen. Dus, weerloos als de dames van toen waren, geërotiseerd door dat mooie uniform, zijn ze met bosjes voor de Duitse charme gevallen. Ik vind dat helemaal niet gek. Saillant detail is dat de Nederlandse dame als superieur boven de Franse werd gezien, want “die waren geraffineerd en gevaarlijk”… Ik ben geen specialist maar het zou me ook niet verbazen.
De verdienste van het aankomende proefschrift is duidelijk: de verhoudingen tussen de Duitse soldaten en de Hollandse dames van toen zijn minstens voor een deel het gevolg geweest van beleid, dus wat valt die vrouwen eigenlijk aan te meten? Fahnenbruck haalt terecht de druk van de ketel en wie zonder zonden is, werpt de eerste steen. Ik denk dat niemand zich kan voorstellen wat hij/zij zelf zou hebben gedaan in de oorlog, maar als de cijfers die rondgefluisterd worden, wat betreft echte collaboratie, enigszins kloppen, dan mogen we niet al te hard oordelen.