De klimaatdoelstelling – een forse reductie van de uitstoot van broeikasgassen – is met de huidige vleesconsumptie niet haalbaar. Dat lees ik in de krant van vandaag. Het is uitgezocht door een stelletje Zweden” van het International Panel on Climate Change (IPCC). Ik geloof ze direct. De ecologische druk op deze planeet van de vleessector is waanzinnig. Haar uitstoot van broeikasgassen bedraagt de helft van de totale landbouw-emissie terwijl het ongeveer 3% van onze energie-inname opbrengt. En dan eet nog maar een fractie van de aardlingen vlees, iets wat in snel tempo aan het veranderen is. Een halve gare kan zien dat dit niet goed kan zijn.
Voor het mooie zou je op 100% efficiëntie willen zitten voor elke stukje voedsel dat je produceert, maar dat verzet zich tegen de wet van behoud van energie. Echter, de bovenstaande verhouding is wel heel erg “zoek” zoals dat heet. Dat kan niet meer heel lang ongestraft doorgaan, want er gaan een keer doden vallen voor de meerdere eer en glorie van de vlees(eter)… als dat al niet zo is trouwens. Want het zou me niet verbazen als er nu al mensen sterven als gevolg van de milieueffecten van onze vleesconsumptie. We weten het alleen nog niet.
Ik tel bij het bovenstaande nog maar eens op: de vele schandalen rond de slachthuizen, het abominabele vervoer van slachtvee, de buitensporige hoeveelheden medicijnen in het uiteindelijke vlees, de “omcat”-fraudes en de enorme hoeveelheden water die bij productie worden gebruikt en ik kom welhaast (opnieuw) tot de conclusie dat vlees eten echt niet meer kan. Want hoe lang kan ik dat nog met droge ogen blijven doen zonder acht te slaan op de toekomst van mijn (klein)kinderen? Die gaan een keer de rekening betalen van ons onbesuisde geconsumeer. We zijn al een aardig eind in de richting van een “point-of-no-return” aan het komen en misschien zijn we er al. En nog steeds liggen de supermarkten vol met vlees.
De zomer komt er weer aan en daarmee ook die rituele vleesverbrandingen, die elke weekeindavond buiten van zo’n prettige braadgeur voorzien. Het is op zijn minst ingewikkeld om op zo’n moment de boodschap te brengen dat het eten van vlees niet meer zo “bon ton” is. Maar wat is er nodig om dat voor elkaar te krijgen? De schrikbeelden van de vervuilde abattoirs, de halfdode dieren in de veewagens en de algemene bips die de industrie aan het dierenwelzijn heeft, laten de vleesconsumptie nog geen halve procent dalen. Gaat de staat een keer ingrijpen met een wetgeving die malversaties en fraude moet tegengaan in plaats van de handhaving en de controle aan de sector zelf over te laten? (Hoe suf is dát eigenlijk…) Ik waag het te betwijfelen. De huidige bestuurders zijn allemaal met een biefstuk in hun prakkie geboren dus daar zal geen echt heil vandaan komen. Bovendien lijkt de vleesmaffia ook echt dat te zijn: een maffia. En die is moeilijk te bestrijden weten we al sinds Benito Mussolini.
De bal ligt straks, dankzij onze lethargie, wel bij onze kinderen – en bij die van hen. Zij zullen worden gedwongen om verantwoordelijkheden te nemen waar wij ze nu glansrijk laten liggen. Er moet een keer een oplossing komen dus die komt er dan ook. Dat leert onze geschiedenis. Ook wij hebben dingen moeten regelen die onze (groot)ouders hebben laten versloffen. Wij geven een vergelijkbare fakkel door aan onze volgende generatie en misschien is dat ook niet zo heel erg. Het is wel aan ons om ze alvast voor te bereiden op wat er komen gaat. Dat doen we dan deze zomer, onder het genot van een half geblakerde hamburger van de barbecue.