Er is een wet en die heet “De wet van Jan Romein”, ook wel bekend onder de naam van “De wet van de remmende voorsprong” (1932) of zelfs als “De wet van de stimulerende achterstand”. Jan Romein beschreef in zijn essay “De dialectiek van de vooruitgang” hoe vooruitstrevendheid op den duur kan resulteren in een feitelijke achterstand.
Op zich werkt dat fenomeen best eenvoudig. Een goed voorbeeld is het oude Londen, dat vroeger een hippe stad was omdat er veel verharde – ik dacht zelfs geasfalteerde – wegen doorheen liepen, die ’s avonds werden verlicht door middel van gaslantaarns. Later” kwam de elektrische verlichting in zwang en begonnen steden elders een elektriciteitsnet en elektrische stadsverlichting aan te leggen. Londen, met haar eens zo vooruitstrevende verharde wegen en ooit zeer moderne gasverlichting, kwam op een gegeven moment hopeloos achterop te lopen, omdat zij niet overschakelde van gasverlichting naar elektrische. Het opbreken van de wegen was daarvoor tijden lang een te groot obstakel voor de metropool en de aanwezige infrastructuur voor gasverlichting was ook geen reden tot haast.
Momenteel lijkt er bij ons in het Hollandse ook zoiets aan de hand te zijn – hoewel ik moet toegeven dat alle Europese landen die ik qua wonen van binnen ken hetzelfde probleem hebben. Het is echter van een iets andere aard. Je zou het met enige goede wil “De wet van de remmende regeldichtheid” kunnen noemen; of zo je wilt “De wet van de stimulerende anarchie”.
Het zal best niet nieuw zijn, maar ik kwam zelf op de gedachte toen mijn dame laatst terugkeerde van een reis naar de Westkaap van Zafrika, waar zij oorspronkelijk vandaan komt, en zich direct mateloos – en zeer gevocaliseerd – ergerde aan de hoge mate van staatsbemoeienis die dit land kent.” Storend vond ze ook de hoge regeldichtheid rond de zeer ruime hoeveelheid van onze dagelijkse aangelegenheden. Het klinkt door de oogharen bekeken wat libertair, maar dat was het niet. Ikzelf meende eerder de prille scheuten van een groeiende anarcho-geest te bespeuren, maar misschien is daar de wens de vader van de gedachte. Waar het haar uiteindelijk om ging is dat in Zafrika eigenlijk niet veel geregeld is als je het vergelijkt met Europa in het algemeen en – zoals elke Nederlander graag geërgerd beaamt – in Nederland in het bijzonder. En toch leven de mensen daar op die Kaap gewone en volvulde levens – maar met een groot gevoel voor gemeenschap.
Toen moest ik toch even nadenken. Hier in het Hollandse is er nauwelijks gevoel voor gemeenschap, tenzij je deel van een allochtone familie bent. Mij valt altijd op hoe afstandelijk Nederlanders kunnen zijn; en zeer gesteld op hun privacy. Maar waar zou dat toch door komen? Welnu, ik heb daar een theorie over.
Anekdotisch: ik sprak mijn buurman een keer aan op het feit dat zijn hondje – een befkootje van het formaat waarvan mijn katten niet eens onder de indruk zijn – het veldje naast mijn huis altijd vol schijt. En over dat veldje moeten mijn kinderen heen als ze naar een achtergelegen basketbalplaatsje willen. Ik heb er dus last van als mijn kids in de poep van zijn hond gaan staan. Mijn bezwaar tegen de acties van zijn ‘voedsel-tot-poep omzetter’ kwam geloof ik niet echt aan bij hem. Het meest intelligente antwoord dat de brave maar zeer beperkte borst mij kon geven was dat “de gemeente hem maar moest aanspreken” want “die hebben toch ook die regels gemaakt?” Als hij zonder zakje gepakt werd bij het uitlaten van zijn Darwin‑3, dan kon hij subiet een boete verwachten. Dus waar had ik het eigenlijk over? Alles was toch geregeld?
Het treffende punt voor mij was eigenlijk dat de arme ziel niet door had dat ik degene was die van zijn asociale gedrag last had en hem daarom aansprak. Sociale controle was wat hem betreft ongewenst omdat er toch beleid was dat door de gemeente kon worden gehandhaafd?* Toen ik dat hoorde wist ik het zeker. Deze buurman gaat niet willen begrijpen wat ik zeg, want daar schiet hij zelf niets mee op.
Het bovenstaande illustreert precies waar ik op doel met de wet van de remmende regeldichtheid. Men laat zich niet meer door medemensen uit de direct omgeving of gemeenschap aanspreken op gedrag, omdat er teveel geleund wordt op de alom aanwezige regels en wetten die overal en nergens voor in het leven worden geroepen. Mensen gaan daardoor al hun heil van de staat – die deze regels zou moeten handhaven – verwachten en stompen in sociale zin volledig af. Daardoor raken we een goed stuk cohesie uit onze sociale context kwijt. En aangezien het één het ander blijft versterken kan ik mij goed voorstellen dat er hier steeds meer geregeld en steeds minder gesocialiseerd gaat worden. We zouden hier wel eens met een authentieke vicieuze cirkel te maken kunnen hebben.
Dat is nu een van die geweldige verworvenheden van de anarchisten. Je kunt van ze denken wat je wilt en vinden dat hun aversie tegen een parlementaire democratie onrealistisch is, maar ze houden wel één instituut in leven dat cruciaal is voor een enigszins prettige leefomgeving, en dat is de sociale controle. Dat sociale controle werkt zien we dagelijks aan de hangmarokkanen in de buurt – waarbij dit fenomeen geheel lijkt te ontbreken. Zodra die onder de vleugels van hun corrigerende instituut vandaan zijn – in casu de ouders of de gemeenschapsgenoten in hun land van herkomst – dan gaan maar al te vaak de remmen los. In Marokko gaat het goed met ze, daar krijgen ze gewoon een paar klappen voor hun kop als ze zich misdragen en die worden ze kosteloos verstrekt door iedereen die van het wangedrag getuige is. Hier in Nederland mag dat niet meer, terwijl het ze ook hier goed zou doen. Het Marokkanen-probleem is opgelost zodra die etnische groep hier dezelfde sociale cohesie zou hebben als in hun land van herkomst. En daarvoor hebben die gasten nu eenmaal een paar klappen nodig – van hun vader, oom, buurman of imam. Dat is hoe zij respect leren krijgen voor anderen.
Nederland schaft de sociale controle en de daarmee hand in hand gaande cohesie langzaam maar zeker af. Wat er voor in de plaats komt is een wirwar-waterhoofd aan regeltjes en een afnemende bereidheid van de burger om zich lid van een gemeenschap te voelen en zich daar vooral ook naar te gedragen. Goed nabuurschap verdwijnt daardoor langzaam uit het straatbeeld… en haar plaats wordt ingenomen door de uitwerpselen van die honden waarvan de bezitters zich niet druk kunnen maken om hun medemens.
*| N.B.: De hier gebruikte terminologie is fictief. De arme jongen zou dit nooit zo uit zijn mond kunnen krijgen…