Met toenemende irritatie neem ik in de media kennis van het groeiende wantrouwen in de wetenschap. Dit schijnt te ontstaan naar aanleiding van een aantal foutieve citaten in het klimaat-rapport van de Verenigde Naties. En dat zit me ongelofelijk dwars. Waarom? Omdat ik een wetenschapsmens ben, en ik snap hoe het wetenschapsbedrijf in elkaar zit.
Ik begrijp bijvoorbeeld dat je op een heleboel manieren naar de natuurlijke wereld kunt kijken en dat je goede afspraken moet maken als je dat op een wetenschappelijke manier wilt doen. En wat willen die wetenschappers in dat verband? Dat de waarnemingen en experimenten reproduceerbaar en toetsbaar zijn, zodat ze altijd kunnen worden herhaald en gecontroleerd door een andere wetenschapper. Dit voorkomt allerlei vrijblijvend gezever in de ruimte en de aanhangende claim dat het allemaal “echte waarheid” is. Gaan er al bellen rinkelen?
Wetenschap is mensenwerk, en daarom worden ook daarin fouten gemaakt. Dat is de reden waarom reproduceerbaarheid zo belangrijk is. Als ik iets claim, en dat vervolgens bewijs met een experiment en bijbehorende verklaring, dan zullen er een heleboel mensen zijn die precies hetzelfde gaan proberen om daarmee mijn claim te toetsen. Uiteindelijk zal deze worden weerlegd óf worden bevestigd. Dat is in deze business van essentieel belang. Ik zou mij als wetenschapper bijzonder ongemakkelijk voelen als ik niet door soortgenoten zou worden gecontroleerd, omdat die controle nu juist een waarborg biedt voor de juistheid van mijn bewering. En dat is op zijn beurt weer cruciaal voor de kennis die daaruit voortkomt of de theorieën die er verder op worden ontwikkeld.
Het is dus zeker niet zo dat een fout in een experiment, een rapport of een waarneming ervoor zorgt dat mijn vertrouwen in de wetenschap op losse schroeven komt te staan. Integendeel. Ik ga uit van het corrigerende vermogen van de “peer review” (de beoordeling door gelijken) omdat geen wetenschapper baat heeft bij gammele kennis. De gemeenschap zal dus goed kijken naar de beweringen die binnen deze tak van sport worden gedaan, omdat wetenschap valt of staat bij nauwgezetheid, correctheid van gegevens en juistheid van methode. Met andere woorden: er is geen heftigere controle op de wetenschap dan die door de wetenschappers zelf. Ik ken een hoop van die lui, en ze hebben bepaald niet de gewoonte om elkaar voor de lieve vrede te sparen.
Een enkeling zal proberen om ook het fabeltjes-rijk aan de wetenschappelijke toets te onderwerpen. Vooral mijn grote vriend Richard Dawkins is daar goed in. Hij probeert nog steeds voor het voetlicht te brengen dat god onzin is, door dit met argumenten aan te tonen. Helaas vecht hij daarmee in de achterhoede. Die religieuzen willen niet weten hoe de wereld echt in elkaar steekt. Die willen in god geloven. Laat ze dan in die waan, zou ik zeggen. Zijn voorganger, de reli-criticus Karlheinz Deschner, had in zijn boek “Abermals Krähte der Hahn” (1962) al overtuigend laten zien dat de bijbel gezien moet worden als een verzameling baarlijke nonsens, die van boven tot onder bij elkaar gelogen is. Dat schrikt de rechtgesnaarde christen echter ook niet af.
Nu gonst het van het “wantrouwen” in de wetenschap en de klimaat-sceptici slijpen hun messen. Maar die klimaat-sceptici zullen altijd een reden vinden om met hun domme, planeet-uitbuitende en verwerpelijke consumentisme door te kunnen gaan. Wat dat betreft zijn het net rokers. Die willen ook niet weten dat die sigaret niet goed voor ze is. Dus maak ik mij zorgen over hun vertrouwen in de wetenschap? Niet echt.
Ik maak me wel zorgen over politici die foutloze wetenschap eisen terwijl ze beter zouden moeten weten. Ze waren in veel gevallen zelf wetenschapper. En wat de gewone burger betreft zou ik willen stellen dat ze eens goed naar zichzelf moeten kijken. Bidden ze wel eens? En heeft ze dat wel eens iets opgebracht, anders dan een goed gevoel? Het antwoord moet wel “neen” zijn, want het opperwezen aan wie zij zich richten bestaat niet. Bidden kan dus geen enkel intrinsiek effect hebben. En hoe zit het met hun “kennis”? Die geschriften die al honderden jaren oud en nog nooit geactualiseerd zijn; moet ik daarop wel vertrouwen alsof het de waarheid is? De wetenschap vernieuwt zichzelf doorlopend, maar het geloof met al haar heilige boeken geeft op zijn minst een zeer statische indruk. Daarvan kan eenvoudigweg niet veel kloppen.
Is de doorsnee brave ziel zijn vertrouwen in god, kerk, voorganger of sjamaan kwijt, na het zien van alle” wereldlijke” ellende, of heeft hij ook maar enige twijfel in de welwillendheid van zijn god? Nee dus. Die opperwezens en hun vertegenwoordigers kunnen fout op fout stapelen. Voor het vertrouwen dat de gemiddelde naïeveling in hen heeft maakt het geen deuk uit. Misschien zou dit voordeel ook aan de wetenschap kunnen worden gegeven. Die is tenminste gebaseerd op echte, controleerbare afspraken en methoden en zeker niet op grenzeloos naïef geloof of blinde volgzaamheid.