Wat kan toch niet waar zijn? Nou, dat ik nog eens medelijden zou voelen met de bankiers van de Londense City. Maar toch is het waar. Ik heb het boek van Luyendijk gelezen – zie het bericht erover – en ik moet voor mijzelf noteren dat ik iets milder zou kunnen zijn in de richting van die gedoodverfde graaiers en halfzwendelaars, waarvan ik dacht – in lijn met het grote publiek heden ten dage – dat zij vooral de bankwereld uitmaken.
Okay, iets genuanceerder dan. Er zijn in” die bankwereld inderdaad graaiers en criminele parasieten te vinden die voldoen aan het beeld dat ik op dit blogdingetje al zo lang schets. En dat weten we nu ondertussen wel. Wat mij niet genoeg duidelijk was geworden is” hoe het begrip “perverse prikkels” correct te interpreteren. Maar nu weet ik het. Het zijn namelijk alle manieren van motiveren die binnen zo’n bank plaatsvinden, die uitdraaien op het stimuleren van verkeerd en amoreel gedrag door de geldwerkers. En dat blijken er nogal wat te zijn.
Wie het wil lezen koopt Luyendijks boek maar. Evenwel wil ik een ding aanstippen dat ik belangrijk vind, en dat is de slavendrijversmentaliteit van de bankbesturen. Ik wist dat helemaal niet, maar een “normale” bankmedewerker die in de backoffice, middle office, risk assessment of in de dealingroom zit, heeft in het geheel geen enkele zekerheid over zijn bestaan. Die gasten kunnen binnen enkele minuten ineens op straat staan omdat ze aan een van de vele ontslagmechanismen ten prooi zijn gevallen. Ze zijn letterlijk vogelvrij wild. Ze moeten dus in een zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk geld verdienen. En wat het gevolg van een dergelijke slangenkuil verder is voor de sfeer op zo’n bank laat zich raden. Het verhaal van Luyendijk laat zich goed kenschetsen in enkele woorden: “Als weldenkend mens die zijn leven en welbevinden serieus neemt wil je nooit in een bank werken!”
Ik heb ook geleerd hoe veel verschillende soorten bankiers, afdelingen en soorten je eigenlijk hebt en hoe competitief die tegenover elkaar zijn. Binnen de bank gunt men elkaar het licht in de ogen niet en alles wat buiten de bank staat wordt met een meewarige neus in de lucht aanschouwd. Er is veel te mekkeren over die banken, de crisis die ze hebben veroorzaakt, het feit dat” ze geld als enig heilige goed beschouwen en boven alle menselijke waarden stellen. De andere kant van het verhaal is dat die mensen ook nauwelijks als normaal beschouwd kunnen worden zo lang ze binnen de bank opereren. De bankwereld is een zwarte, deprimerende en mens-verslindende put waar je echt niet in wilt zitten – ondanks het grote geld dat er te verdienen valt (ten koste van je gezondheid en persoonlijkheid). Zij die er werken en middenin zitten realiseren zich pas hoe goed het is om daar niet meer bij te horen” als ze eruit gered zijn.
De logica dicteert hier dat er met de mensen die voor een” bank werken iets verschrikkelijks mis moet zijn. Beklagenswaardig zijn ze ook; willoze zielenpoten die ten prooi zijn gevallen aan de aantrekkingskracht van het grote en snelle geld en die daar hun ziel en zaligheid voor opofferen. Dieper kun je bijna niet vallen. Sterker nog, ik kan meer sympathie voor traditioneel besmette beroepen zoals prostitutie opbrengen dan voor bankiers uit het top-echelon.