Voor de geïnteresseerde Googelaar die dit bericht toevallig tegenkomt als hij zoekt op de schrijver heb ik wel wat losse aantekeningen.…..
In de titel van dit bericht gebruik ik het woord: “onttoverd”. Het is een allusie naar Max Weber die met zijn boek “Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus” (1905) de werking van de Duits-religieuze machtsbasis van het Grote Geld aldaar demonstreerde – en daarmee de wereld “entzauberte”. Ik gebruik de term hier boven losjes, want of er nu van echte onttovering sprake is weet ik niet.
De tekenen zijn echter positief. Waar het over gaat: ik ben momenteel het boek “The Party – The secret world of China’s communist rulers” (2010) van Richard McGregor aan het lezen en ik moet zeggen dat ik al een heleboel AHA-erlebnissen gehad heb. Het is zelfs zo dat als je me nu zou vragen wat is het grootste bedrijf ter wereld is, dat ik dan het juiste antwoord heb, namelijk: “China”.
Het is niet de eerste keer dat China op deze weblog ter sprake komt en het vorige episteltje ging over de opkooppraktijken die het er nu op na houdt. Het is fluks bezig zich een groot deel van het mondiale productiekapitaal aan te schaffen en met de hoeveelheid geld die het tot haar beschikking heeft kan het zich behoorlijk breed maken. Maar daar had ik het de vorige keer al over. Het hier aangeduide boek gaat wel over China B.V., maar dan vooral over het functioneren van de almachtige communistische partij daarin.
Ik had al enige tijd het vermoeden dat China een schoolvoorbeeld is van een succesvolle transitie van een centraal geleide economie met een sterke Sovjet-signatuur naar een gedecentraliseerde vrije economie die – in tegenstelling tot het Sovjet rijk – haar eigen broek goed kan ophouden. Er is daar iets gelukt wat ik nog nergens anders heb gezien: vanaf ongeveer 2001 of zoiets is er in China door de partij gewerkt aan de omvorming van de notoir logge- naar een zeer wendbare en winstgevende publieke sector. Hebben we dat goed gehoord? Een winstgevende publieke sector! De vraag is natuurlijk: hoe hebben die “communisten” dat voor elkaar gekregen?
Allereerst kunnen we niet om het feit heen dat China de oudste nog overlevende en daarmee de meest succesvolle beschaving op deze planeet is. Met wat geinige politieke en ideologische omwegen opereert deze tent al zeker 2.500 jaar lang succesvol. Het is leuk om daarbij te bedenken dat we van geluk mogen spreken dat de Chinese aandacht zich pas in de laatste jaren op het westen richt, want als ik zo naar haar geschiedenis kijk, dan vrees ik dat we bij een imperialistisch cultureel treffen geen schijn van kans hadden gehad – 2.500 jaar geleden niet, 1.500 jaar geleden niet, 500 jaar geleden niet en waarschijnlijk ook nu niet. Wetenschappelijk, technologisch, ideologisch, en ook vooral bestuurlijk beschouwd liep China al ver op ons vooruit toen wij hier nog moesten bedenken wat voor of achter was. Een grote verzameling bruikbare uitvindingen, inzichten en ideeën komt er vandaan, zoals het wiel, de boekdrukkunst, papier, buskruit en ga zo maar door. En wat te denken van de kennisvorming, educatie en het staatsexamen? Stel je voor: China had al een geünificeerde vaardigheidsmeting voor iedereen die in publieke dienst wilde werken in een tijd dat wij hier nog in berenvelletjes rondliepen! De opwaartse sociale mobiliteit was in China al ver gevorderd toen hier nog iemands afkomst bepaalde of hij een publieke functie kon krijgen of niet.
Als je alles bij elkaar optelt dan kom je bijna onvermijdelijk tot de conclusie dat die Chinezen op de een of andere manier zeer goed doorhebben hoe je het beste uit een natie kunt halen en hoe je dat kunt blijven doen in een sterk veranderende wereld en een hoog-dynamische economische context. Ze hebben zich keer op keer aangepast en zijn van een groep wilde stammen veranderd in een keizerrijk onder centraal gezag. En via een aantal smaken van Marxistisch georiënteerde revoluties zijn ze uiteindelijk aangekomen bij een staat die wordt gerund als een super-bedrijf; met de communistische partij als CEO. Hiermee is de explicite meritocratie een feit.
Als je dat allemaal ziet wil je eigenlijk alleen nog maar één ding heel hard roepen in dit oude Europa, en dat is: “Wakker worden!”
Ik heb een aantal dingen geleerd, zoals onder meer dat er drie pijlers zijn waarop de Chinese macht van de partij rust: een ijzeren controle over 1: de pers, 2: het leger en 3: de benoemingen van personeel op alle essentiële onderdelen van de samenleving – inclusief alle bedrijfsleidingen! En vooral dat laatste is een zeer krachtig beleidsinstrument. Er is geen grotere personeelsafdeling dan die van China B.V. en de controle op de menselijke infrastructuur die dit mogelijk maakt is ongekend.
Als je het bovenstaande combineert met een eeuwenlange traditie van degelijke educatie, een vleugje neo-confucianisme, een meedogenloos geloof in het centrale gezag van de partij, een economie die wat groei en slagkracht betreft door niets wordt geëvenaard plus het voordeel dat haar enorme omvang biedt, dan kun je alleen maar hopen dat China niet dezelfde imperialistische neigingen krijgt als bijvoorbeeld de U.S.A.. Ik denk dat de enormiteit van dat land, in welk opzicht dan ook, niet gemakkelijk overdreven kan worden.
Ik heb tijdens het lezen van het boek van McGregor een peilloos respect voor de Chinezen gekregen en voorzie dat we nog veel van ze gaan horen. Ik vermoed dat China over enkele jaren de grootste, belangrijkste, sterkste en de best geoutilleerde speler op het mondiaal economische en geopolitieke toneel is. Ook verbaast het mij wel dat deze reus tot nu toe eigenlijk buiten mijn serieuze aandacht heeft gelegen. Een leuke anekdotische opmerking daarbij is dat in Nederland bijvoorbeeld de Chinezen in beleidskringen lange tijd de “stille minderheid” zijn genoemd. Er waren (zijn) er wel heel veel, maar daar merk je eigenlijk niets van, omdat ze alles onder elkaar regelen – inclusief sociale vangnetten en wat dies meer zij. Het geeft bij elkaar een erg enigmatische indruk van die natie en de manier waarop het haar land nu opstuwt in de vaart der volken – zowel bestuurlijk als economisch. Samen met de onopvallende maar zeer invloedrijke rol die de partij daarin speelt, wordt die indruk alleen nog maar sterker.
Een aangename bijkomstigheid met dit boek is overigens de zeer pakkende schrijfstijl van McGregor, die ervoor zorgt dat het wegleest als een spannend jongensboek. Het is daarbij nergens spektakel-zoekend of sensatie-geil. Het is gewoon een heel-erg-goed boek. Ik ben in ieder geval erg blij met deze verre van saaie crash-cursus China – die overigens net op tijd komt als je het zou afmeten aan de groeiende frequentie waarmee China in het nieuws komt en op de voorgrond treedt. Vandaag weet ik beter dan dat ik dat land in mijn wereldbeschouwing nog langer links kan laten liggen.