Het is al een hele tijd geleden maar ooit heb ik Herman Brood wel eens tegen Mary Dresselhuys horen zeggen dat drugs voor hem altijd een goede kameraad zijn geweest. Het was tijdens de televisieshow RUR van Jan Lenferink en de gehele uitzending lang kon dame Dresselhuys haar afkeer voor Brood niet meer onder stoelen of banken steken. Zij was natuurlijk een nette dame en van stand, wonende te Amsterdam-Zuid en vol met ideeën over dat wat goed is op deze wereld. Mary wist altijd precies wat wel en niet hoorde.
Ik zie in NU.nl dat ook Jules Deelder drugs als een waardevol element van zijn leven ziet. Hij stopt er dan ook nooit meer mee, “want dan zou de boel van binnen maar van slag raken.” Deelder gebruikt speed op een industriële schaal. Herman deed dat ook. Alleen bij Brood loste het zijn darmstelsel op, zodat hij voor een beetje eerbaar einde alleen nog maar van een dak kon springen. Hoe het Deelder verder zal vergaan, die al meer wilde jaren en zeker meer Speed achter zijn riem heeft, moeten we vooralsnog afwachten.
Ik ben niet onblij met de openlijke confessie van Deelder. Die van Brood toentertijd bij RUR – nu al zo’n 35 jaar geleden als ik mij niet vergis – vond ik ook helemaal geweldig. Ik kan me buitengewoon verkneukelen over iedereen die een grote nette mening over drugs heeft en nog meer over hen die uit misplaatst fatsoensbesef vinden te moeten ingrijpen in het leven van anderen. Toen Dresselhuys haar afkeer van Brood niet meer kon verbergen werkte dat op hem ongeveer hetzelfde. Hij hield niet meer op haar te stangen. “Goed zo”, dacht ik. “Hier heb je zelf om gevraagd.”
Ondertussen heb ik veel meer van die moraalvaste Dresselhuysen gezien en automatisch dus ook veel van de moederneiging die de doorsnee Nederlander ontsiert. Het is niet aangenaam wat ik meemaak. Die Nederburgerman is namelijk zonder meer bereid om vrijheden aan anderen te ontnemen als dat zijn morele construct ten goede komt, ook al kost hem die vrijheid helemaal niets en ook al is er geen moverende reden om dat te doen. Regels zijn regels en als ze er niet zijn dan maken we er voor de gelegenheid gewoon nog een paar bij. Zo blijft Nederburgerman tevreden.
Het een en ander bezorgt De Nederlander een reputatie van bedilziekte en hufterigheid bij vrijwel alle allochtone groepen waarmee ik daarover ooit contact gehad heb. Ik hoor het ze allemaal mijn hele leven al zeggen, waar ze ook vandaan komen: “Nederlanders zijn achterbakse zeurders met een ongezonde voorkeur voor regeltjes, procedures, ge- en verboden en ze zijn daarnaast ook nog eens buitengewoon ongastvrij. Maar zo is De Nederlander kennelijk gelukkig en kan hij met een gerust hart zijn fatsoenlijkheidsslaapje doen.” De indicaties van de verschillende etniciteiten zijn allemaal van ongeveer eenzelfde strekking. Het wordt nog leuker: als ik dit ergens laat vallen, bijvoorbeeld in een selectie van mijn Kreukvrije Nederburen, dan krijg ik de standaard xenofobe en vooral ook dictatoriale retorische wedervraag “Waarom ga je dan niet weg hier?” als antwoord, waarmee maar even wordt aangegeven dat het Nederlandse fatsoen maatgevend is voor iedereen die zich hier ophoudt en dat je anders moet wegwezen. Zo lossen we hier de multiculturele dynamiek op. Een mening of zelfs maar enige authenticiteit – waarvan zowel Brood als Deelder heel veel in huis hadden en hebben – worden verder niet getolereerd. Je moet schikken of stikken, zo werkt dat hier in het vrije Nederland.
De legendarische Nederlandse tolerantie is een farce. Het is precies daarom dat ik de attitude van Deelder en Brood zo huizenhoog kan waarderen. Ze staan voor aperte, onconventionele eigenzin en geven blijk van lak aan suffe, obsolete fatsoensrakkerij die zo slopend is voor de Nederlandse pruimbaarheid. Ik neem graag een voorbeeld aan dat soort mensen, die in weerwil van hun culturele dispositie, de Nederlandse vlakheid en het gebrek aan joie de vivre dat dit zo cultureel schrale land kenmerkt, toch hun eigen gang gaan.