De president van Sudan, Omar al-Bashir, heeft mogelijk 9 miljard dollar (ongeveer 6,8 miljard euro) aan olie-inkomsten van zijn land weggesluisd naar bankrekeningen in Groot-Brittannië. Dat meldt de Britse krant The Guardian. Het is een wat ondergeschoven kindje in het denkraam van velen, maar het staat buiten kijf dat de financiële sector met de crisis niet alleen het bloed van de kleine spaarder aan zijn handen heeft. Sinds jaar en dag zorgt deze bandietenbende er ook voor dat twijfelachtige regimes en staatshoofden in het zadel kunnen blijven terwijl hun tactische houdbaarheidsdatum al lang is verstreken.
Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Adolf Hitler, die eigenlijk al in 1943 geen schijn van kans meer had met zijn oorlog, maar die door de financiële dienstverlening van Zwitserland nog twee jaar heeft kunnen doormodderen. Dat is toch een wat wrang idee, zeker als je voorouders in 1944 de gaskamers in zijn verdwenen. Er was geen land meer dat handel wilde drijven met de NaZi’s, maar de Helvetische geldschieters zorgden wel voor een geschikte work-around. Als er maar geld kon worden verdiend. Of geroofd natuurlijk, zoals is gebeurd in het geval van de vervolgde Joden, wiens kapitalen fluks de NaZi rekeningen van Genève instroomden.
Dat er hele fortuinen uit Afrika zijn verdwenen die ergens in Europa op een bank staan – klaar voor het grote graaien door de criminele “eigenaars” – is al decennia lang een doorn in het oog van elke mensenrechten-sympathisant. Je vraagt je af waarom de bankiers, die onderdak verlenen aan zulk geld, er nog steeds mee wegkomen. Eigenlijk zijn dat ook gewoon ordinaire oorlogsmisdadigers.