De biologische natuur is een nagenoeg perfect circulair systeem. Ze laat nergens afval achter als het aan haar eigen lot wordt overgelaten. Met de niet-biologische natuur is dat heel anders, daar worden stoffen als Uranium, Zwavel en meer van dat soort ongezellige substanties onbeschaamd in de aardkorst gedeponeerd. Wat Uranium betreft is nog vol te houden dat het onderdeel van een cyclus is (de halfwaardetijd), maar die duurt in de regel enige miljoenen jaren, dus dat telt niet echt op biologische schaal. Andere natuurlijke elementen bestaan echter voor altijd en gaan nooit meer weg van onze planeet.
Voor sommige high-tech stoffen die we zelf maken geldt hetzelfde. Die gaan nooit meer ergens heen en er is ook niet meer vanaf te komen anders dan ze te verzamelen en naar de zon te schieten. Als ik het wel heb is de chips-foliezak er zo een; die is zelfs niet meer in een reactor te vernietigen. Althans, wel qua vorm maar niet qua substantie. De fluks weggeworpen sigarettenfilter is bijna net zo erg. Ik geloof dat die – eenmaal in de natuur – wel 1.000 jaar goed blijft. Ik dacht dat er voor het gemiddelde aluminium drankblikje ongeveer 50 jaar staat, maar daar wil ik vanaf zijn.
Recycling is beter dan downcycling. Dat laatste is wat de mensheid nu vooral doet als ze zegt te recyclen. Onze hergebruikte materialen verliezen bij elke iteratie meer aan waarde en inzetbaarheid, dus dat is niet echt recycling noemen. Beter zou het zijn als wij – net zoals de biologie – alleen materialen gebruiken die volledig afbreekbaar en (eventueel in haar gescheiden componenten) opnieuw bruikbaar zijn. Maar daar zijn we nog lang niet. Er zijn wel initiatieven die hoop geven, zoals het volledig organische en afbreekbare plastic dat tegenwoordig sporadisch de plaats inneemt van het traditionele, giftige en zeer persistente synthetische product dat wij van aardolie maken. Het enige wat daarin nog moet veranderen is de bereidheid van producenten om er hun spullen in te verpakken. Helaas is die werkelijkheid nog zeer weerbarstig. Sterker nog: producenten kunnen niet eens overeenkomen slechts één soort kunststof te gebruiken, die de extractie ervan een stuk eenvoudiger zou maken.”
Dat de boer circulair moet worden heeft dus zin. En het kan ook. Bij mijn recente bezoek aan Parma, hét culinaire Walhalla in de Italiaanse regio Emilia Romagna, direct boven de noordelijke Apennijnen die de grens vormen met het zuidgelegen” Toscafrica, heb ik samen met mijn dame een producent van Parmezaanse kaas bezocht. Als er iets circulair is, dan is het wel de productie van die kaas.
De boer/kaasmaker die ons zijn toko liet zien (zie afbeelding hieronder) kon ons de volgende cijfers geven: hij heeft een paar hectare grasland om zijn 165 op stal staande koeien te voeren, die ongeveer 2.000 liter melk per dag geven en wiens mest hij uitrijdt over het gras. Van de exclusief in eigen huis geproduceerde melk maakt hij vervolgens tussen de 3.500 en de 4.000 kazen per jaar. Het enige niet-circulare aan deze productie is dat hij de kazen niet allemaal zelf opeet en zijn behoefte niet op zijn eigen grasveld doet. Hij verkoopt de kaas; geheel en/of in stukken. De kaasmaker himself runt deze operatie met zijn vader – die de koeien regelt – en een broer die op het land staat om het gras te produceren.
Voor de volledigheid: veel hoeft het resultaat niet eens te kosten, ondanks het feit dat in dit Parmezaanse geval drie mensen hun brood (voor onder de kaas) moeten verdienen. Wij betaalden per kilo tussen de €10,- en de €16,- voor kaas variërend in leeftijd van 22 t/m 60 maanden. Dat is geen geld voor een product dat hier in Nederland begint rond de €30,- per kilo voor de jongste soort. Een hele kaas (Forma) kost ongeveer 350 piek en weegt een kilo of 35. Ofwel, circulair boeren is economisch haalbaar.
Leuk detail: de Parmezaan is momenteel de goedkoopste kaas die ik in huis heb. Alles wat hier uit de buurt komt is duurder…