De Britse film “The Andromeda Project” is zelfs voor een verstokte wetenschappist* en fervent technologie-fan een ijzingwekkend document. Ik heb hem met toenemend onbehagen zitten bekijken en zit nu met een paar vragen in mijn hoofd waarvan het nog onduidelijk is of ik daar ooit uit ga komen.
De film heeft een simpel plot: een stel wetenschappers zit op een luisterpost van de geheime dienst – waar zij de laatste drie jaar hebben doorgebracht om een afluistersysteem te installeren dat grote hoeveelheden data kan verwerken en interpreteren – en ze vinden in de Andromedanevel een signaal. Vanwege de aard van het systeem dat ze gebouwd hebben, kunnen ze het signaal op een gegeven moment ook begrijpen.
Het plot hierboven is een foefje dat de schrijver heeft gebruikt om op een aannemelijke manier super-geavanceerde en nog voor mensen onbekende kennis op de aarde te parachuteren, waardoor de gelukkige ontvangers ervan voor interessante morele keuzes komen te staan. Het signaal dat de wetenschappers vinden is namelijk een instructie om een computer te bouwen, maar wat die precies gaat doen weten ze nog niet.
Het team bestaat uit een computerexpert, zijn assistent, een mathematica en een biologe. De computerexpert bouwt de machine toch – naar de specificaties van Andromeda – waarna de biologe ermee aan de haal gaat door de kennis die het creëert uit te melken en er mee te gaan experimenteren. Uiteindelijk begint de computer wetenschap te genereren die voor de mensheid van onschatbare waarde blijkt: weefselgenese met behulp van een synthesizer, zodat beschadigde organen kunnen worden vervangen, genezing voor Malaria en andere ziekten en ga zo maar door. De biologe gaat zo ver dat ze naar de instructie van de computer ook echt weefsel begint op te kweken. Hieruit ontstaat uiteindelijk een levend wezen.
Verder zal ik niet gaan met mijn spoilers. De verdienste van deze film is niet zo zeer het plot als wel de morele discussies die de verschillende karakters voeren. En dat doen ze op een intelligente en wetenschappelijk solide manier, zonder te vervallen in het in Amerikaanse films zo vaak aanwezige vinger-zwaaien. En dat is goed met een onderwerp als dit; gelukkig is dit een Engelse film. De V.S. heeft eerder bewezen slechts onhandig te kunnen manoeuvreren met vraagstukken betreffende [bijvoorbeeld] stamcelonderzoek. De beruchte schlemiel Bush jr. heeft er met zijn verbod op deze tak van sport vooral voor gezorgd dat de V.S. een forse kennisachterstand heeft opgelopen ten opzichte van de rest van de wereld. Goed gedaan George!
De kernvragen in de film zijn: “Moeten we wel alles doen wat we kunnen doen?” en “Wie bepaalt er eigenlijk wat wetenschappers uitvoeren en voor wie is die ontstane kennis en hoe wordt die gebruikt?” en “Welke en wiens belangen worden er gediend met het onderzoek en de ontwikkeling van technologie?’ en ga zo maar door. Zoals gezegd, de uitvoering van deze discussie is goed gedaan en heeft mij al een paar forse hoofdbrekers bezorgd, waarvan ik nog wel benieuwd ben of ik ze ooit ga kraken.
Voor wat het waard is: over het laatste blijf ik optimistisch.…
Wat goed helpt in deze film is het acteerwerk dat werkelijk meesterlijk en zeer ingetogen is. De acteurs zetten stuk voor stuk een geloofwaardig spel en karakter neer en op geen moment twijfelde ik aan de echtheid van de vraagstukken waarmee ze worstelden of aan de stevigheid van hun redeneringen. Ook heb ik me geen moment geërgerd aan enige wetenschappelijke onjuistheden of filosofische bokkenschieterij. Dus voor de kijker met een sterk ontwikkelde Science-Tech mojo – waartoe ik mijzelf reken – is deze film zeer goed te verteren.
Ik kwam deze film per toeval tegen in de videotheek. Het is een goede reden om meer Britse Science Fiction te gaan bekijken.…
*) Wetenschappist: Sujet met wetenschappelijke opleiding, niet zijnde een praktiserend wetenschapper in de zin van onderzoeker of lector; wel met een bijzonder groot zwak voor de academie en haar methoden.