In De Volkskrant van vandaag schrijft columniste Jessica de Jong een betoog over de onzin van het organiseren van een nationale vrouwendag in dit land. Ik dacht eerst dat het een tegen-polemisch stuk zou zijn waarin gesteld zou gaan worden dat zulks hier niet meer nodig is, omdat vrouwen al gearriveerd zijn, maar die indruk was gelukkig niet juist.
Sterker nog, het ligt precies andersom. Volgens De Jong heeft een vrouwendag hier geen zin omdat de drive om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen te doorbreken ontbreekt in ons nationale bewustzijn. Ik kan haar daarin vanuit mijn eigen observaties goed volgen. Nederlanders – van nature egalitair en slechts verholen ambitieus – zullen niets boven het maaiveld uitsteken om niet gekortwiekt te worden. Daar hoort het vertonen van grote plannen voor jezelf bij. Daarvan hebben zowel mannen als vrouwen last, maar het voorkomt toch specifiek dat de vrouwen in dit land de posities innemen waarop ze recht hebben. Want waar is zij, die Nederlandse premier?
Dus, stelt De Jong (ik parafraseer), laten we eerst maar eens zorgen voor wat spunk in de tent, daarna kunnen we weer zaken doen als het om vrouwendagen gaat. Als niemand het glazen plafond – waartegen de dames opvliegen bij hun opwaartse carrièrebewegingen – boeiend vindt, dan hoeven we er ook geen aandacht meer aan te geven…
Het is een goed uitgangspunt van De Jong. Ik ben het met haar eens dat we eerst wat temperament nodig hebben om de damesparticipatie ook maar enigszins aan te kunnen pakken. Want waarom is het ook alweer precies, dat in Nederland het laagste percentage vrouwen van Europa deelneemt aan het arbeidsproces? Genau…! Dat zit volgens mij niet in de vrouwen, maar in de Nederlanders.