Ik geloof al heel lang niet meer in de onafhankelijkheid van alle wetenschappers, omdat ik weet dat er genoeg zijn die zich voor het karretje van een belanghebbende partij laten spannen. Die partijen kunnen bestaan uit sponsoren van onderzoek, bedrijven dus, die wetenschappelijk onderzoek op universiteiten betalen en daarmee ook een beetje de resultaten in hun voordeel willen beïnvloeden.
In ons land is wat mij betreft de Universiteit van Wageningen een goed voorbeeld van een speelbal van de moderne consumptiemaatschappij. Resultaten die daar vandaan komen weerspreken maar al te vaak het gevoel van “common sense”, de publicaties van kritische journalisten en wetenschappers en de behoedzaamheid van bewuste eters zoals mijzelf. Bovendien, zo heeft zich al eens uitgewezen, wordt je effectief van het kastje naar de muur gestuurd als je een telefoontje waagt aan een vraag over bijvoorbeeld de schadelijkheid van voedselproductie op industriële schaal, of over al die e‑nummers in ons voedsel. “Nee hoor, nix aan de hand met al die toevoegingen en” kunstmatige” ingrepen, mevrouwtje” is wat mijn vrouw al eens te horen kreeg toen ze met wat vragen naar Wageningen belde. En dat durfden ze daar met droge ogen te stellen, terwijl de zorgen, die niet alleen mijn vrouw maar ook hele hordes andere mensen rond de waanzinnige lijsten van onduidelijke ingrediënten in het supermarktvoedsel hebben, toch echt en ook met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid terecht zijn.
Maar goed, ik moet misschien – met tegenzin – dat wat er hier in Nederland gebeurt maar voor lief nemen, omdat het elders nog veel erger is. Bijvoorbeeld in de V.S.. Daar worden hele commissies door zowel de belanghebbende industrie (tabak) als door het hoogste staatsorgaan, i.c. het Witte Huis, in het leven geroepen die het integere en breed gedragen werk van wetenschappers onderuit moeten halen… om de geldmachine toch maar vooral niet in de wielen te rijden.
Enter” Merchants of Doubt (2010) door Naomi Oreskes & Erik M. Conway. Dit zeer onderhoudende boek beschrijft de reacties van de industrie – en in sommige gevallen van de overheid – rond een aantal globaal geaccepteerde en mensheidbedreigende issues. Het specifieke doel van deze stakeholders was om de problemen en gevaren, die door de wetenschappelijke gemeenschap waren aangewezen, te” bagatelliseren om zo vigerende economische en politieke belangen van een kleine groep geïnteresseerden te beschermen; tegen het belang van de hele mensheid in! Het leest als een spionageroman, maar dan met wetenschappers, industriëlen en politici in de hoofdrol. Echter, de spanning die je voelt bij een doorsnee John le Carré is dan vervangen door opwinding en verontwaardiging over zo veel kortzichtigheid, domheid en egoïsme. Bij mij wel in ieder geval.
Dus waar gaat het nu eigenlijk over? De issues die in het boek worden belicht zijn tabak en haar gevolgen voor de gezondheid van gebruikers, de zure regen, het gat in de ozonlaag, global warming en het gebruik van DDT in de landbouw.” Ik zou haast denken dat dit toch onderwerpen waren waarvan elke simpelton begrijpt dat ze een regelrechte bedreiging zijn voor ons allemaal. We hebben er in ieder geval allemaal wel van gehoord en zeker niet in positieve zin. Toch hebben deze issues met elkaar gemeen dat ze ooit voortvarend werden getorpedeerd door een belanghebbende industrie of overheid, die daarin ondersteund werd door” wetenschappers die nog wat tijd over en geld tekort hadden.” En deze wetenschappers waren ook nog van een speciale soort; namelijk gepensioneerd, opererend buiten hun vakgebied en sterk door de koude oorlog gevormd.
Ik heb hier wel eerder iets opgeschreven over de twijfel die wordt gezaaid over wetenschappelijk werk en de wijze waarop men binnen dit prachtige metier tot conclusies geraakt. Dat ging toen over het klimaatrapport van de V.N., waarover een heleboel mensen iets te mekkeren hadden. Hen beviel het niet hoe wetenschappers hun corrigerende werk doen: peer reviews, discussie over resultaten, replicatie van experimenten en metingen en kleine aanpassingen van details op basis van voortschrijdend inzicht. Dát is nou wetenschap. Voor de onwillende goegemeente echter, die gewoon wilde doorgaan met het verbranden van fossiele brandstoffen alsof er niets aan de hand was, werd het een welkome aanleiding om aan alles in het klimaatrapport te twijfelen. Onder andere aan het feit dat de opwarming van de aarde door de mens met haar auto’s en haar industrie wordt veroorzaakt. Zo werd de kracht van de wetenschap door sceptici omgekeerd tot haar “zwakke punt”: wetenschap is nooit absoluut en al helemaal niet definitief. Maar dat is juist goed! Wetenschap beweegt, het is dynamisch en het is aan een permanente cyclus van revisie” onderhevig. En daarom zijn we er al zo verschrikkelijk ver mee gekomen.
Explicieter hoef ik niet te worden. Het bovenstaande incident staat ook uitgebreid beschreven in Merchants of Doubt. Ondanks het feit dat ik al lang afweet van de onwelriekende verstrengeling tussen” industriële” belangen en belang-gedreven “wetenschap”, is dit boek toch een zeer welkome aanwinst in mijn bibliotheek. Het pareert op zeer overtuigende” wijze de hardvochtig kapitalistische Pavlow-gewoonte om de wetenschappelijke gemeenschap onderuit te halen voor het eigen gewin. En als extra bonus is het nog buitengewoon aangenaam geschreven ook. Oreskes en Conoway weten wat dat betreft van wanten; het zijn wetenschapshistorici, die kennelijk nog een goed ontwikkeld gevoel voor humor hebben ook. Het klinkt misschien wat arrogant, maar het is mijn soort mensen.… Dat schept een band.