Het bovenstaande is niet de titel van een stuiversroman, waarin de beschreven liefdesperikelen eindigen in kommer en kwel. Het is de Nederlandse titel van een schilderij van Leonardo da Vinci, dat hij begon te schilderen in 1495 – bijna 10 jaar na de afronding van een eerdere versie die hij startte in 1483 en afmaakte in 1486.
Ik behoor tot de straks zeer exclusieve club mensen van hooguit een paar honderdduizend leden, die de beide versies van dit schilderij samen hebben kunnen zien in The National Gallery in Londen. Daar hangen ze nu namelijk in dezelfde zaal, recht tegenover elkaar. Zelfs Da Vinci heeft dit voorrecht nooit gehad en deze schilderijen nog nooit tegelijk kunnen aanschouwen – de beklagenswaardige… Maar ik dus wel. En ik ben er fier op!
De tweede versie van de compositie hiernaast, die normaal in Londen verblijft, vind ik trouwens ook de mooiste. Ik vond de eerdere Louvre versie om eerlijk te zijn echt veel minder. Het is persoonlijke smaak en het heeft niets met enige kunstkennis te maken (mijn vrouw vond bijvoorbeeld precies het tegenovergestelde), maar wat mij betreft mogen die Fransozen op die slappe eerste versie blijven zitten, net zoals op de Mona Lisa trouwens, die ze voor de bovengenoemde tentoonstelling niet vrijgaven. Dat was overigens best wel weer jammer, want ik had haar ook wel samen met die andere willen zien – het portret van Cecilia Gallerani.
Over de laatste teken ik aan dat het het enige schilderij was op de tentoonstelling waarvan ik direct bij de eerste aanblik een brok in mijn keel kreeg, wat me deed denken aan gelijksoortige sentimentele verhalen die mensen wel eens vertellen over hun ontmoeting met de Mona Lisa. Daarvan kan ik mij niet meer herinneren of ik hetzelfde voelde toen ik dat schilderijtje zag in het Louvre – zo’n 25 jaar geleden voor het laatst. Maar Cecillia gaf me die kriebels in ieder geval wel.
Als ik mij afvraag of de tentoonstelling die ik nu gezien heb – en die waarschijnlijk nooit meer zal worden georganiseerd – wel de reis naar Londen met het hele gezin – en de smak geld die het heeft gekost – waard was, dan blijf ik bij een positief antwoord. De expositie was mooi gemaakt en de werken waren stuk voor stuk goed toegankelijk. Ik heb alleen wel erg weinig katten gezien, en dat valt me van een cat-lover als Da Vinci wel wat tegen. Maar heb ik wel met mijn neus op een afstand van zo’n 10 centimeter bovenop een van zijn legendarische notitieboekjes gestaan. En ik kon het gevoel om in de tegenwoordigheid van werkelijke grootsheid te zijn met geen mogelijkheid onderdrukken.
Het gevoel overweldigd te worden had ik trouwens ook met veel van Leonardo’s andere schilderijen, maar misschien ben ik wel gewoon een weekhartig mens. (Het zou me niets verbazen…) Zelden heb ik een dergelijke souplesse en raffinement in techniek gezien. Het hoofdhaar op zijn portretten is bijvoorbeeld net echt. Je zou er zo een borstel doorheen willen halen. Maar, Nota Bene: ik wil hiermee op geen enkele manier suggereren dat ik een kenner ben!
Een kleine kanttekening die overigens volstrekt onbelangrijk is: hoewel Da Vinci ook een kundig anatoom was, zit hij er op zijn schilderijen af en toe wat dat betreft goed naast. Of er was iets mis met zijn modellen, of hij heeft met het schilderen van de handen en voeten op zijn werk incidenteel gewoon fors misgekleund. Ik denk zelf het laatste. Van sommige plaatjes komt de mislukte verhouding van de ledematen gewoon op je af gesprongen. Maar dat geeft allemaal niets. Als je Leonardo da Vinci heet dan kun je dat gewoon maken. Daar kunnen we verder heel normaal over doen.
Een pareltje (!) van de tentoonstelling is de intacte versie van Het Laatste Avondmaal, die normaal in Oxford hangt. Dit werk, dat niet van Da Vinci zelf is maar van een van zijn leerlingen, maakt het mogelijk om een onbeschadigde exemplaar te zien, dat niet ten onder gegaan is aan een hopeloos verkeerd materiaalgebruik door Da Vinci. Dat scheelt echt een jas. Overigens is er nog een ander exemplaar in de abdij van Tongerlo, dat voor mij als volgende op de lijst staat om te gaan bekijken.
Ik zou elke verdwaalde lezer, die deze entry ziet voordat de tentoonstelling voorbij is, aan willen raden op de bonnefooi naar Londen te gaan en te kijken of je er nog in komt. De voorverkoop kaarten zijn weg, maar je kunt nog tot 5 februari 2012 in de rij gaan staan en een kaartje voor een tijdslot in de middag kopen. Gewoon om half‑9 ’s ochtends voor de deur gaan liggen en afwachten. Het is echt de moeite waard.